Omdat het verhaal de periode van voor de Tweede Wereldoorlog tot een eindje in de 21e eeuw bestrijkt, kan je het wel episch noemen, mede doordat het individuele en het familiale lotgeval van Marcus Kolpa via een joodse achtergrond met het wereldgebeuren is verbonden. Komt nog bij dat deze roman aansluit bij Dis, wat een prettig soort vertrouwdheid oplevert (al moet ik zeggen dat ik die roman eigenlijk weer moet herlezen, om daar echt zeker van te zijn), en zelfs ook herinnert aan In Babylon, waar ik heel goede herinneringen aan heb (en dat ik ook wil herlezen).
Toch zat er een kiezeltje in het schoeisel der lectuur. Na een bladzijde of driehonderdzeventig dacht ik dat ik al zeker zes maal een en dezelfde, loze uitdrukking had gelezen. Opmerkelijk, want ik vind dat Möring goed schrijft, gevarieerd, zuiver (en met aandacht voor goede recepten). Ik heb me daarin kennelijk een klein beetje vergist (een beetje, omdat het maar één klein dingetje betreft, en zeker niet de structuur, het ritme en de grote lijnen). Ik ben, een beetje geïrriteerd, gaan turven, en kan daarom deze bloemlezing presenteren:
'Ik dacht aan een film van Kurosawa waarin de kersenbloesem als sneeuw naar beneden dwarrelde en op de een of andere manier maakte mijn herinnering een verbinding met de arcadische droom die ik koesterde toen Becky en ik hier lang geleden heen verhuisden [...].' (385)
'[...] een geschiedenis die mij onbekend was en die ik op de een of andere manier toch toch leek te kennen.'(397)
'Op de een of andere manier voelde ik een onbedwingbare behoeft om naar de muur van de gang te kijken.' (421)
'Het was misschien, op de een of andere manier, een doel dat de leegte van haar bestaan zin gaf.' (447)
'Overigens beweert hij ook dat hij zich dat allemaal kaan herinneren en op de een of andere manier geloof ik hem wel.' (464)
'Op de een of andere manier voelde ik mij krachtig en energiek.' (474)
'Op de een of andere manier was er een soort vreemdheid opgekomen.' (478)
'Daar, achter de stammen, een eindje in het bos, maar op de een of andere manier nog net zichtbaar in het schijnsel van de maan, zag ik het gezicht van iemand die ik al lang niet meer had gezien.' (493)
Acht maal dezelfde stoplap op 121 bladzijden. Dat is gemiddeld een maal per vijftien bladzijden. Dat betekent dat ik in het eerste deel (p. 13-385) die zelfde stoplap wel 24 maal had kunnen tegenkomen. Ik wacht even tot ik een digitale versie heb voor ik dat ga controleren. Maar voor die tijd mag een bezige redacteur ter uitgeverij wat mij betreft wel wat schrappen voor de derde druk verschijnt.