maandag, april 23, 2007
Naain toe vaaif
... en dan na, het warme etensmaal in de dito boezem van het gezin nog een toefje slagroom op die tekst over Gerbrandy aanbrengen, en en passant , of beter: daarna, constateren dat die stomme internetverbinding het nu wèl doet, zonder de zekerheid dat dit de nieuwe modus operandi is geworden; snel maar dit berichtje posten, voordat de vituele stekker er weer uit gaat... te te te typhus te laat; heleboel weer her op moeten starten.
vrijdag, april 20, 2007
Il pleut dans mon coeur
In overeenstemming met mijn voorstel uit januari, titel weblogje aangepast.
Einde lunchpauze; geen tijd meer voor plaatje.
Tegen het einde van diezelfde dag toch even telecommunicatief het omslag vastgelegd, waarop een foto van Emiel van Moerkerken in een vormgeving van Robin Uleman:
maandag, april 16, 2007
W.F. Hermans
vrijdag, april 13, 2007
Waar het om ging...
woensdag, april 11, 2007
Hyperion
Maar ik bedoel eigenlijk nu niet die maan van Saturnus, maar die prachtige tekst ('a Fragment') van John Keats uit 1820 ('t zijn maar 357 + 391 + 136 regels). Bronzen begin, als een zware depressie:
Deep in the shady sadness of a vale
Far sunken from the healthy breath of morn,
Far from the fiery noon, and eve's one star,
Sat grey-hair'd Saturn, quiet as a stone,
Still as the silence round about his lair:
Forest on forest hung about his head
Like cloud on cloud. No stir of air was there,
Not so much life as on a summer's day
Robs not one light seed from the feather'd grass,
But where the dead leaf fell, there did it rest.
Gisteren helemaal herlezen (en me voorgenomen dit begin by heart te leren kennen) en meteen daarna ook maar de Nederlandse, metrische vertaling van W.W. van Lennep uit 1879. Diep in de sombre droefheid van een dal...
En vandaag me zeven slagen in de rondte gezocht naar de bron van een Eliot-citaat. Het internet is ervan vergeven, maar niemand, niemand noemt een bron. Maar ik heb 'm nu. Domweg gebladerd in de boekenkast thuis, want ook de Oxford Dictionary of Quotations (op zich een goede tip van Erik Kooper) had 'm niet.
Nu nog zien hoe dit te valoriseren...
maandag, april 09, 2007
donderdag, april 05, 2007
woensdag, april 04, 2007
De onvoltooide tempel
Het bloed kruipt, zij het traag, waar het niet gaan kan... vandaag, nadat ik maar twee pagina's gevorderd was met de correctie van de OCR van De onbevoegdheid (en gezwoegd heb op een bijdrage aan een boek over hedendaagse poëzielecturen, en met twee studenten een stukje Erfgoed-college ingehaald heb, en nog wat ander gedoe gedaan heb), kwam m'n bestelling van verleden week binnen.
Een gebonden, halflinnen versie van de eerste druk van Tempel en kruis, met goud-opdruk op de rug; een boek met niet-opdikkend papier, anders dus dan die andere, ingenaaide oplage (met flappen) van de eerste druk van de bundel.
Het is naar ik aanneem, op gezag van de aniquaar (Nieuw Gafpa), en omdat er geen contra-indicaties zijn, een eerste druk. Op een jaren-oude catalogus van een ander antquariaat kwam ik het boek tegen als: 'Halflinnen met (wat beschadigd) stofomslag'; dat stofomslag heb ik dus niet; jammer). Gek genoeg staan de gedichten meer op het midden van de pagina, meer in overeenstemming met de nummers erboven; ook de (afdelings)titels lijken op het eerste gezicht anders van spatiëring. Dat wordt weer passen en meten... als er tijd voor is.
Een snelle vergelijking leert dat het zetsel qua kleine feilen afwijkt van zowel dat van die andere oplage van de eerste druk, als ook van dat van de ingenaaide tweede druk, die juist wat zetwerkfeilen betreft overeenkomt met de ingenaaide eerste druk. Zijn we nog bij de les?
De inhoudsopgave is van ander zetsel dan die in de ingenaaide oplage, die (niet afgesneden) een andere afmeting qua bladzijden heeft: er staat minder tekst op een regel, soms geen stippen achter de titel, geen punten achter de gedichtnummers. Wat een gedoe.
En nu maar hopen dat collega Jos het druk genoeg heeft met andere zaken om net zo veel respijt te vergaren als ik... maar die edite komt er!
dinsdag, april 03, 2007
Tikkeltje tureluurs
'Julia, het oudvuil uit ons dichterlijk huishouden, den afval onzer letterkundige keuken, dien we hebben voorgeworpen tot voedsel aan de zwijnen onzer literatuur. Julia, de prostituée-amoureuse van zesde-rangs-romantici, die wij nog eens hebben opgeschikt en mooigemaakt naar den smaak onzer zesde-rangs-literatoren. Julia, de tooneeljapon, die we gevuld hebben met een ziel van watten; de pruik en de glazen oogen en het jurkje met een hart van mechaniek; de jongejuffrouw met dwepende oogen en gepomadeerde* haren, die wij zelve zoo netjes gekamd hebben, schoon wij vies werden van de besogne.
Als wij klaar zijn moet de rommel maar worden opgeveegd op een stofblik.'
Da's andere koek dan die
'vrouw, fier en geweldig, wier zengende adem niet van ons laat, die ons bindt aan haar blik, maar opdat wij vrij zouden zijn van de wereldzorg, die hart en hoofd in bedwelming stort, maar ook den drang en de kracht schenkt, zich weder op te richten tot reiner klaarheid dan te voren, die de hoogste vreugd in de diepste smart, doch tevens de diepste smart in den wellust van de pijn verkeert, en tot bloedens toe ons de doornen in het voorhoofd drukt, opdat er de eenige kroon der onsterfelijkheid uit ontbloeie.'
Niet om het een of het ander, maar op welke van de twee lijkt Mathilde nu het meest?
*(volgens Van Dale en het WNT heet dat spul overigens 'pommade', met twee m-en (of twee r-en en twee n-en in OCRschrift bij slechte inkting)