ook al gaf Verwey in brieven anno 1885 à 1886 te kennen dat die verhalende poëzie van hem al een tikkie achterhaald was, maar dat het publiek het wel leuk vond. Zoiets. Letterlijk: in een brief d.d. 29-10-1885 aan Jan Pieter Veth (die als Hendric van Gooyen 'Schemering' had bijgedragen aan Julia) zegt Verwey dat hij
'er niet veel meer mee [bedoelt] dan het geven van een aantal tafreelen en beelden van een bepaalde soort. Klanknabootsing, impressie van hoekjes natuur, standen en groepen interessant gemaakt door een beetje handeling en een paar sentimenten – ik heb door Perseph. gemerkt dat men daarmee de opvoeding van het publiek beter beginnen kan, dan met de ideeën en sentimenten, die de kern van een nieuwe periode zijn.
Ik beweeg me, terwijl ik die verzen schrijf, in de familiariteit van mijn oude fantasieën – en nu ik er weer in bezig ben, heb ik ook wel lust mijn werk artistiek zoo goed mogelijk te maken. Daarna is het voorgoed ermee uit. –'
Kritiek van de gevestigde recensenten was precies dat het wel leuk klonk, maar weinig te zeggen had. Grappig genoeg vond Cosman dat ook van Julia:
'In Julia is geen denkbeeld belichaamd en weinig gedachten zijn uitgesproken. Men vindt ze hier en daar als flab* op een vliet. Guido’s plan was dan ook slechts een verhaal te geven en dat doet hij. De inhoud kan achterwege blijven. Ontdaan van zijn omhulling zou hij weinig boeien.'
Aldus Cosman in De Nederlandsche spectator van 12 december 1885. En zo hangt alles weer samen met al het andere en weef ik lustig verder aan mijn Juliatapijtje. Er staat weer een uitje naar de Bijzondere Collecties van de UBU gepland, zalig oord van ongestoord zoeken en lezen.
* 'Naam van een geslacht van waterplanten met lange stengels, die vaak over een groot oppervlak door elkander gestrengeld zijn, Conferva. Vandaar dat het woord meer als stofnaam dan als voorwerpsnaam gebruikt wordt en zelden in het mv. voorkomt.' WNT III [2-3], kol. 4501 s.v. 'flab'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten