zondag, november 27, 2011

Against e-reading

Misschien gaat de kop hierboven wat ver. En hij strookt niet met wat ik eerder elders opmerkte. Het is dus maar een retorische kreet. Maar met een kern van waarheid.

De laatste tijd pieker ik over de aanschaf van een e-reader (zullen we daar eens een lekker purisme voor verzinnen?) omdat het me wel handig lijkt om een boel teksten, prim- en secundair, bij elkaar te hebben in zo'n klein apparaatje. En dat je op vakantie niet meer hoeft te dubben over wat je wel en wat je niet meeneemt. Maar toen ik onlangs, aangemoedigd door het onderwerp van de eerstkomende leesclubbijeenkomst, Julian Barnes' The Sense of an Ending van onder een stapel tijdens de jongste zomervakantie aangeschafte boeken trok, knetterde het van mijn netvlies naar mijn brein: Zoiets gaat ze nooit en te nimmer lukken met een digitaal boek!

Dit is een zo mooi vormgegeven boek. Het is een klein boek en handzaam dus; en het is nog dun ook. Het is gebonden (of gebrocheerd, daar wil ik nu even niet moeilijk over doen; het zit wat stug in de rug, een minpuntje). Het zetwerk is volkomen onspectaculair, helder; niets wat je afleidt van wat Tony Webster je heeft te vertellen. Het papier is niet al te wit, maar licht-crème; de letters zijn haarscherp en diep-zwart; een heel gewone Bembo.

Tot zo ver niets bijzonders misschien. Maar wel dit: de bladzijden zijn niet goud, maar zwart op snee, matzwart. En van eenzelfde zwart zijn de schutbladen. Diep matzwart. En van eenzelfde zwart zijn de flappen van het stofomslag. En dat zwart kruipt als het ware langzaam de hoek om naar het voor- en het achterplat, waarover paardenbloempluizen zweven en waarop, aan de voorkant, auteursnaam en titel zijn afgedrukt in letters die klaarblijkelijk niet bestand zijn tegen de tijd.

(let even niet op de kwaliteit van de foto's: ik heb mijn 'echte' toestel momenteel uitgeleend).

Wie zal het verbazen dat aan de vertelling nogal wat melancholie ten grondslag ligt. Het is een verhaal, een levensrelaas waar je niet echt vrolijk van wordt, maar het is wondermooi genoteerd. Ik moet er nog over nadenken waar dat mooie allemaal in schuilt. Een negentiende-eeuwse recensent zou het wellicht hebben over Barnes' superieure beheersing van de taal; maar daarmee is nog niet veel gezegd. Ach: lees toch deze prachtige roman; het zijn slechts 150 bladzijden, maar het is stof voor 700. 'For this is an iceberg of a novel', zoals in New York Journal of Books staat. En hoewel vergelijken onzinnig is, deed het me toch enigszins denken aan Vercauterens Het graf van de voddenraper en ook aan Claudels Quelques-uns de cent regrets.

Het boek, een bezonnen ik-vertelling van klasse die wortelt in de jaren zestig van de vorige eeuw, gaat over regret, of: nee, daar gaat het niet over, maar over remorse. Over wroeging gaat het, meer dan over spijt. Wroeging, die aan het eind van Tony's leven komt, wanneer hij - aanvankelijk tevreden - terugkijkt. En daarover noteert Tony: 'Remorse, etymologically, is the action of biting again: that's what the feeling does to you.'

Nog even over dat omslag. Het is gemaakt door Suzanne Dean; en op de website van Barnes staat, behalve een verzameling links naar recensies, een filmpje (ook via Youtube te zien, en hieronder) met de eraan voorafgegane ontwerpen.

zaterdag, november 12, 2011

Aemulatio

Je moet er van houden, geloof ik, van de muziek van Tom Waits. De man maakt er veel lawaai bij. Is waar. En dat zijn jongste CD,
Bad as Me (2011) zijn beste is sinds Mule Variations (1999)
zoals wel gezegd wordt, is misschien ook wel waar, maar dan met dien verstande dat de Mule Variantions beter is. Dat gezegd zijnde, kan het geen kwaad te wijzen op de rijke verzameling metaforen in de titelsong, waarvan ik de tekst even jat van oldielyrics.com:

You're the head on the spear
You're the nail on the cross
You're the fly in my beer
You're the key that got lost
You're the letter from Jesus on the bathroom wall
You're mother superior in only a bra
You're the same kind of bad as me

I'm the hat on the bed
I'm the coffee instead
The fish or cut bait
I'm the detective up late
I'm the blood on the floor
The thunder and the roar
The boat that won't sink
I just won't sleep a wink
You're the same kind of bad as me

No good you say
Well that's good enough for me

You're the wreath that caught fire
You're the preach to the choir
You bite down on the sheet
But your teeth have been wired
You skid in the rain
You're trying to shift
You're grinding the gears
You're trying to shift
And you're the same kind of bad as me

They told me you were no good
I know you'll take care of all my needs
You're the same kind of bad as me

I'm the mattress in the back
I'm the old gunnysack
I'm the one with the gun
Most likely to run
I'm the car in the weeds
If you cut me I'll bleed
You're the same kind of bad as me
You're the same kind of bad as me

Maar het ging me om een andere song, een met een leuke vorm van intertekstualiteit, of beter nog: aemulatio: 'Satisfied'. Hoppa, nog een citaat van dezelfde site (zoek maar op; ik haal er nu alleen uit waar het om draait):

Now Mr. Jagger and Mr. Richards
I will scratch where I've been itching
Now Mr. Jagger and Mr. Richards
I will scratch where I've been itching

En dan te bedenken dat die ouwe Richards meespeelt op dat nummer.

vrijdag, oktober 28, 2011

W.F. Hermans, 'De blinde typograaf'

Dat is een onzintitel boven dit stukje. Maar misschien trekt ze de aandacht. Wat ik bedoel, is iets anders.

Een boek lees je nooit zonder de ervaringen van de boeken die je ervoor las. Dat kan goed uitpakken. Vanochtend viel me dat op. Ik begon, na in de dagen ervoor weer de nodige bagger gelezen te hebben, aan de tweede herlezing van Bonita Avenue, de Academica Literatuurpijswinnende debuutroman van Peter Buwalda. Wat is dat boek goed geschreven. Tot in leuke details, zoals al heel vroeg in de roman gestrooide kleine opmerkingen: '"Pap, ik háát jazz," zei Janis dan, of Joni, of allebei.' Dat is wanneer nog niet bekend is dat die meiden niet de echte, biologische dochters van Siem Sigerius zijn, maar wat impliciet al duidelijk wordt via hun aan popmuzikale zangeressen ontleende voornamen; niets voor een aan jazz verslingerde vader, zulke namen. Of een gedachte van Aaron die, eveneens heel vroeg in de roman, overweegt of hij in een volle trein tegenover Tineke Sigerius, jaren na het debacle, uit de school zal klappen over zijn misère; dat zou resulteren in: 'Razende paniek alsof het semtex in zijn bovenkamer was geëxplodeerd.' En dan moet dat hele gebeuren in Enschede nog komen.

Maar ook dat bedoel ik niet. Een tijdje terug las ik een andere debuutroman, The House of Leaves (2000), van Mark Z. Danielewski. Daar is veel over te zeggen, en waar het me nu even om gaat, is de weelde aan typografische eigenzinnigheden en spektakels die in die roman verwerkt zijn, die met de thematiek van die roman verweven zijn, want ze maken daadwerkelijk deel uit van wat de roman te vertellen heeft. Het leidt tot voor een roman curieuze voorstellingen. Slechts twee voorbeelden van de meer dan zevenhonderd pagina's:

Nu is dat niet nodig voor een doorsneeroman, maar gisteren las ik er een waaraan de typograaf wel heel erg weinig energie gespendeerd heeft. Als je nu de eerste regel van een hoofdstuk markeert door die in een grotere, vette letter weer te geven, zou je er dan ook niet voor moeten zorgen dat die gehele regel er fatsoenlijk uitziet, en bijvoorbeeld niet nu eens eindigt met het eerste woord van een volgende zin, dan weer met een komma, dan weer met een punt, en moet je er niet zeker voor zorgen dat zo'n regel niet eindigt met een afbreekstreepje, zoals in de volgende vijf van de in totaal twaalf gevallen (het boek telt in totaal eenenvijftig hoofdstukken):

en dan zwijg ik nog over hoofdstukken die op een linkerpagina beginnen, want zo ouderwets wil ook weer niet overkomen. Ik vond het al geen lolletje om het boek te lezen, en als het er dan ook nog zo onverzorgd uitziet, wordt mijn volhoudingsvermogen wel erg op de proef gesteld. Vergeefs.

maandag, oktober 17, 2011

MAS | Antwerpen

Op de roltrap in het MAS tijdens dat zonovergoten weekeind midden oktober; nog nooit zo snel mijn toestel uit de tas gehaald. Aangezet. Snap. Shot. En thuis pas gezien dat het - inderdaad - goed was. Meer info over dit ene werk hier.

Ga naar het MAS. Het is mooi. En heel veelzijdig.

donderdag, september 22, 2011

Begrijpelijke taal

Onlangs, om precies te zijn op vrijdag 9 september 2011 tussen 16.15 en 17.00 uur des namiddags, sprak Leo Lentz in de aula van de Universiteit Utrecht zijn oratie uit bij het aanvaarden van de leeropdracht Tekstontwerp en Communicatie. Die rede ging over zijn onderzoek naar Begrijpelijkheid als norm in de wet, zoals de ondertitel van de gedrukte versie luidt. En natuurlijk had professor Lentz het ook over wat dat wettelijk geregel n i e t oplevert aan begrijpelijke teksten. Dat is een mooi aspect van de taalbeheersing: dat je kan werken met dat zowel droef als hilarisch stemmende materiaal. Eerder genoot ik daar al van bij de oratie van Ted Sanders waarin onder andere onherstelbaar verbeterde vmbo-schoolboekteksten onder de loep kwamen te liggen. Dat de wereld nog steeds de goede kant op draait, mag wel een wonder heten, als je ziet wat er allemaal aan idiote taal geuit wordt (en dan zwijg ik nog van de waanzin die heden Algemene Beschouwingen heet).

Lentz wijst er in het begin van zijn openbare lezing op dat deze 'een waarschuwing [bevat], zoals we die in allerlei teksten vaak gemarkeerd zin met Pas op! Dat is een signaal aan de lezer dat er een of ander gevaar dreigt. Dit gevaar kan vermeden worden als de lezer de instructies nauwgezet opvolgt', en tevreden kon hij constateren dat de velen, aanwezig in de aula, de waarschuwing monter in de wind hadden geslagen, zoals lezers 'wel vaker in handleidingen die eerste bladzijden over[slaan]'. (Lentz 2011: 5)

In de buurt van mijn woonst hangt in de openbare ruimte een onbegrijpelijke tekst, met letterlijk de waarschuwing erboven die Lentz, inclusief uitroepteken, in zijn oratie noemt: Pas op! Het is een waarschuwing die ik tot op heden zonder kleerscheuren of ander malheur heb genegeerd, zoals ik ook aan de lopende band voorbijga aan de waarschuwing dat iets (en dat is tegenwoordig vrijwel: alles) gevaarlijk is voor kinderen onder de drie of zo, omdat het kleine onderdelen kan bevatten, of gemaakt is in een fabriek waar ook pinda's worden verwerkt, of gluten.

De hoofdtitel van Lentz' oratie luidt: Let op: Begrip verplicht! 'Let op' beduidt hetzelfde als 'Pas op'. Het deel van de hoofdtitel dat tussen de waarschuwing en het uitroepteken staat, kan ik wat moeilijker kwijt bij dat bordje in mijn werkelijkheid: Begrip verplicht. Of: het kan wel verplicht zijn, maar ik begrijp niet wat de bordjesschrijver bedoelt met het pleonastisch intrappen van wat volgens mij een open deur is.


Waar heb je nou machines voor? Wat is daar handig aan? En dan nog: er staat een volkomen Bokito-proof hek om die machine heen; je kunt er niet bij in de buurt komen als je het al zou willen.

zaterdag, september 17, 2011

Taalvondst

In zijn recensie van de debuutbundel van Ellen Deckwitz, De steen vreest mij, betoont Guus Middag zich blij-verrast door een taalvondst in deze regels:

Hij knikt, gelooft niet
dat er in mijn ballpoint
ook een kogel zit.

De kop boven de recensie luidt dan ook: 'De balpen als schietwapen', maar verder vindt Middag de bundel vooral vaag, zoals blijkt uit de ondertitel van zijn stuk: 'De dichterlijke geheimspraak van Ellen Deckwitz'. Wel maakt één gedicht hem nieuwsgierig naar de volgende bundel van deze dichteres die tot nu toe vooral bekend is van poëziepodia, voordrachtspoëzie, slams; aanstaande zaterdag treedt ze op tijdens de Nacht van de Poëzie.

Naar aanleiding van de hier geciteerde regels zegt Middag onder andere: 'Iedereen weet, of kan weten, dat er voorin een balpen een heel klein, in inkt ronddraaiend balletje zit'. Inderdaad. 'Daarom heet de balpen (of ballpoint) ook balpen (of ballpoint). Inderdaad. En, voegt Middag eraan toe: 'Het is een geweldige vondst voor een schrijver om bij dat balletje aan een kogel te denken.' (NRC Boeken 16 september 2011, p. 10)

Maar, dacht ik, als die Deckwitz nou eens Duitse wortels heeft (haar familienaam zou erop kunnen duiden), zou ze dan niet het woord 'Kugelschreiber' in haar woordenschat hebben gevonden? En, dacht ik, heette de balpen ook in het Nederlands niet kogelpen?

Een blik in het digitale WNT sub 'balpen' bleek een schot in de roos, en dan vooral het volgen van de link naar het etymologisch woordenboek waarin staat opgetekend: 'De leenvertaling kogelpen [1960; M.H.] (< Duits Kugelschreiber) is een tijdlang gepropageerd als de juiste Nederlandse term, maar wordt vrijwel uitsluitend in België gebruikt.'

Leuk is dat: wat voor de één niet meer is dan het oppoetsen van een in onbruik geraakt synoniem voor een alledaags woord (of het opdelven van een in onbruik geraakt neerlandisme, herstel: purisme), is voor de ander een dichterlijke taalvondst. Ik denk namelijk dat Middag bedoelt dat Deckwitz een neologisme heeft gedicht (hij ziet in haar bundel 'een duidelijke voorliefde voor zelfgemaakte rare woorden', zoals 'bladerpilaar' en 'letselsterfte'), terwijl ik denk dat ze iets gevonden heeft wat in de taal klaar lag, verscholen lag, erin verstopt is geraakt door onbruik.

Toch weer een illustratie van het belang van de lezer bij het tot stand komen van poëzie. Als duizend lezers dezelfde bundel lezen, lezen ze misschien alle duizend toch een andere bundel.

zondag, september 11, 2011

Poëzie in de openbare ruimte


Altijd al gedacht dat je geen poëzie kan lezen als het hard waait, maar bij een gedicht van Robert Anker is het echt onmogelijk. Info hier.

zaterdag, september 10, 2011

Weinig letters, veel geschiedenis

Eindelijk eens diep gegaan met de Open Monumenten Dag. Een paar meter onder het hedendaagse maaiveld gekeken naar dat van de Romeinen een twintigtal eeuwen terug hier ter stede.


Onder andere. En hoe mooi is het dan om, na eerst naar omlaag te hebben gekeken, vervolgens de blik omhoog te richten langs een bouwwerk van eeuwen later, dat er eeuwen later nog steeds staat, waar ik bijna dagelijks langs fiets, alsof het er niet toe doet.

Dat - en zo kwetsbaar - is cultureel erfgoed (zie ook de NRC van vandaag, katern Wetenschap, over het doolhof van het digitale erfgoed).

dinsdag, augustus 16, 2011

Motto

Een staartje vakantie gedaan in The Cotswolds: wandelen, wandelen en nog eens over allerlei public footpaths en bridleways , over lanes en drives en soms ook tarmac roads, dwars door fields en over fences via stiles, zonder nadere overpeinzingen bramen plukkend bij de vleet en met felrealistisch gevaar ook voor eigen leven.

Maar één dag, terwijl autochtonen hun eigen hoofdstad met een flinke vlek op het blazoen wisten te verrijken, hebben we doorgebracht in Oxford, samen met duizenden Belgen, Duitsers, Fransen, Italianen, Japanners et tout le monde onder een vrolijk zonnetje.

In een donkere doorgang in één van de gebouwen van de Bodleian Library zag ik het wapen met motto van de universiteit van Oxford staan: Dominus illuminatio mea. De tekst is de aanhef van Psalm 27. Is het nou universitair chauvinisme dat ik Sol iustitiae illustra nos mooier vind, vooral dat nos, vergeleken met mea?


Yes, we zijn weer thuis, het nieuwe seizoen is geopend, de verlichting gaat weer aan.

zondag, juli 31, 2011

Vakantielectuur

Weer geen poëzie meegenomen op vakantie dit jaar, maar toch in de dichtkunst terechtgekomen. We hadden, na een weekje Gardameer, de tenten opgezet in Montegrotto Terme om vandaaruit Venetië te kunnen bezoeken. Wat we gedaan hebben ook. Dom, want dat laatste doen er meer in de zomervakantie.

Venetië is, behalve van mensen, vol van kunst en dus ook van (referenties aan) poëzie.
Pax tibi Marce Evangelista meus,
de heer bekeek Carpaccio's leeuw,
zoals die grommend met geheven vleugels
de rust in de lagune gebiedt. Of hij
de barken van de dood ook ziet?

Dat schreef Huub Beurskens in 'Charme' in 1988 (opgenomen in Bange natuur en alle andere gedichten tot 1998. Meulenhoff, Amsterdam 1997, citaat op p. 162). Zijn ik-figuur zit er op een ochtend 'in hemdsmouwen bij' op een terras: 'De cameriere loopt te geeuwen,/ cinzanorood staan zijn parasollen/ op de dag geschreven'.

Andere tijden; nergens rust nu aan de lagune; we konden over de koppen lopen op het San Marcoplein en in alle andere straten en stegen. Wel zag ik, vanuit een volgeperste waterbus, een spandoek met 'On first looking into Chapman's Homer.' Wat dat doek, en eventueel Keats in andere tijden, daar deed, moet ik nog uitpluizen.

Een blik op de kaart leerde dat Arquà Petrarca in de buurt van de camping lag; dus kon ik treden in de voetsporen van C.O. Jellema. Leuk, want in zijn gedicht dat de naam draagt van die vlek, lijkt het of Jacques Perk en Mathilde Thomas toch getrouwd zijn.
Arquà Petrarca

Gelezen van hem niets. Zijn sarcofaag bekeken.
Laura alleen op school, omdat Mathilde Perk.

Voor de toerist, als elk dorp, lijkt ook dit tevreden,
herkent geen groten, het verdient aan een.

Mozart was, las ik, hier. Maar om de dichter
of om het ritje vanuit Padua? Als kind.

Pelde een perzik in de zin, beet gretig
zag op de grond de omgekrulde schil.

Drie dingen: dat hij, oud, in deze stilte bouwde,
omdat de heuvel leek op zijn geboortestreek;

de kat zich om zijn koude voeten had gevouwen,
toen hij gevonden werd alsof hij sliep;

zijn laatste briefje aan Boccaccio luidde
- wat Rilke noemen zou: de eigen dood -

'schrijven en kijken naar het leven is mijn leven';
drie dingen die ik nu voorgoed onthoud.

C.O. Jellema, De schaar van het vergeten. Querido, Amsterdam 1981, p. 26.

Van Petrarca heb ik ook niets gelezen, of vrijwel niets, geloof ik; het mag in ieder geval geen naam hebben. Zijn sarcofaag heb ik nu ook gezien, maar dat was geen genoegen; wat een lillik ding.


Dat ze aan deze grote geest proberen te verdienen, is duidelijk. Alle wegen leiden, lijkt het, naar dat huis, en zelfs het restaurant heet dan maar De Laura.


Petrarca's huis kan bezocht worden, maar dat kost wel een euro of wat. En zonder die poen mag je er niet eens foto's van maken als je eenmaal door de eerste poort getreden bent. Ik heb mijn geld bewaard voor een heerlijke gelato.

Topografisch onbenul als ik ben, werd ik op de terugweg door Duitsland tussen Garmisch-Partenkirchen en München verrast door de aanwezigheid van de Starnberger See, en heb me vervolgens suf zitten piekeren hoe het begin van The Waste Land ook weer ging.

Ah, nu ik het opzoek, weet ik het weer: 'Summer surprised us, coming over the Starnbergersee / With a shower of rain.' Maar eenmaal in München was het, afgelopen vrijdag, toch werkelijk een ongeëvenaarde, schier eschatologische stortbui, inclusief hagelstenen. Niet geloven dus, die poëzie. Klopt niet.

donderdag, juli 14, 2011

Woordenverklontering

Zit ik te lezen in goed geschreven debuutroman, Verloren vader van Sayadin Hersi, afkomstig uit Ogaden, het grensgebied tussen Somalië en Ethiopië, die sinds 1992 in Nederland woont en momenteel werkzaam is als schoolarts bij de Amsterdamse GGD (met dank aan de flaptekst), struikel ik, met mijn etymologisch getroebleerd ogenpaar opeens over een volgens de Woordenlijst volkomen correcte woordafbreking op pagina 38: tever-
geefs
. Waarom is dat niet te vergeefs, of zelfs alleen maar: vergeefs?

Op bladzij 67 staat, alweer correct volgens de Woordenlijst: hoelang.

Vreemd dat dat gewoon is. Hoegroot bestaat niet. Wel hoegrootheid. Serieus. Hoelaat bestaat ook niet. Wat is het verschil tussen hoelang en hoelaat of hoe laat en hoe lang? Net als allang, dat vind ik ook zo'n maffe woordenverklontering. En zolang. Waarom niet ook zogroot?

dinsdag, juni 28, 2011

Gort voor de domme kippen

Of je nog peulen lust? Wat lees ik daar nou weer in de NRC annex op NRC.nl? Nou dit:
“Blijft mijn buurt wel mijn buurt als er weer een kerk gesloten wordt en er een moskee wordt gebouwd? Waarom passen de nieuwkomers zich niet aan ons aan? Ze pikken toch niet de baan van mijn zoon in?”

Op deze manier verwoordt Verhagen de vrees die volgens hem breed wordt gedeeld in het land. Ten onrechte zouden dit soort huiveringen volgens Verhagen “ook door mijn eigen CDA” lang beschouwd zijn als foutieve reactie op “de snelle veranderingen in de wereld.” Volgens hem moet het CDA hierop inspringen:

“We moeten die zorgen niet afdoen als onfatsoenlijk of stellen dat je dat niet mag vinden. Het onbehagen moet ook het onbehagen zijn van een volkspartij als het CDA”.
En dat is dan vicepremier van Nederland. Die zich geen seconde afvraagt of er wel ene moer klopt van dat soort mijn- en dijnerige angsthazerij. Die er geen fractie van een seconde over nadenkt of die wereldangst ook maar enig fundamentum in re heeft.

Hoeveel kerken stonden er dan oorspronkelijk in 'mijn' buurt? Vijf, tien, twintig? En allemaal van die lelijk Cuyperiaanse kastelen? Of stond er bij nader inzien misschien al heel lang nog maar één enkele kerk, en dan niet eens in 'mijn' buurt, maar hooguit in de buurt van 'mijn' buurt, en is zelfs die ene al lang geleden omgetoverd tot shopping center of luxe appartementencomplex met goddelijke uitstraling?

En hoeveel moskeeën staan er wel in de buurt van 'mijn' buurt? In heel Nederland stonden er in 2010 453. En dat op een totaal van 418 gemeenten. Zijn dat één procent moskeeën per buurt, als u me de rekenkundige gok voor het gemak van mijn betoog even toestaat?

En klopt vicepremier Verhagens suggestie wel dat voor iedere kerk die er in 'mijn' buurt gesloten wordt er een moskee in ruil bijgebouwd wordt? Loop toch gauw een eind heen naar de buurtpomp. De Nederlandse aannemerij zou God, zo u wilt Allah, op zijn blote knietjes danken voor zo veel opdrachten. Heel die bouwfraude in een keer van de aardbodem gewist.

En als je, Maxime, dat zo verreselijk erg vindt voor 'jouw' buurt: ga dan massaal met 'jouw' CDA-ers weer als een haas aan het ware gristelijke geloof en laat die klokken weer beieren, stamp die banken vol, knijp de kat in het donker van de consistorie en loof en prijs de HEERE dat het een aard heeft en laat de heidenen een heilige poep ruiken.

Maar als je toch zo druk bezig bent, Maxi, blijf, alsjeblieft, uit mijn buurt.

Lust je nog...

Peultjes. Inderdaad. 200 gram, klasse 1, uit Kenia. Albert Heijn.
Achterop het zakje:
Bereiden: puntjes en eventuele draden verwijderen en wassen. Koken: in een bodempje water met een snufje zout in circa 5 minuten beetgaar koken.
Nou, werkelijk: die beetgare puntjes en eventuele draden zijn niet te eten. En zonde om dan al die peulen weg te gooien.

woensdag, juni 22, 2011

Recht zo die gaat | Zeeman Marsman

Gejat van: http://www.kb.nl/nieuws/2011/werkman.htmlIk ben niet zo van de ingezonden brieven; die zijn soms zo frikkerig; maar vandaag begonnen de vingers van de schrijfhand toch te jeuken. Ik las, terwijl de koffie langzaam druppelend uit de automaat mijn mok in droop en de damp geur werd, het volgende in de Volkskrant:
KB verwerft 'druksels' Marsman en Werkman
BOB WITMAN − 22/06/11, 00:00
AMSTERDAM - Een drukwerk uit 1942, gemaakt in een oplage van twaalf exemplaren, met een gedicht van Hendrik Marsman en vormgegeven door de Groningse typograaf en kunstenaar Hendrik Werkman (1882-1945), is aangekocht door de Koninklijke Bibliotheek (KB). Het geldt als een zeer zeldzaam en kostbaar werk. De bibliotheek doet geen mededelingen over de verwervingskosten.
Dat was het nieuws waar ik van opkeek. Maar waar ik van grimmelde was de volgende alinea, en daarvan vooral, nee: alleen de tweede zin, en ook wel de alinea (of: zin) erna:
De KB noemt de aankoop een 'prachtige aanvulling' op de reeds bestaande collectie van Werkman en Marsman. De dichter / zeeman Marsman verdronk in 1940, vier jaar na publicatie van zijn belangrijkste gedicht Herinnering aan Holland.

De Zee is een van zijn laatste werken.
Sinds wanneer staat Hendrik Marsman bekend als dichter/zeeman? Is dit een cynische verwarring van onkunde en half verwerkte biografische gegevens, of zijn er echt zo veel zeemansgedichten van Marsman die ik steeds maar over het hoofd heb gezien?

Toch maar de inhoudsopgave van het Verzameld werk erbij gepakt (4e druk van de dundrukeditie, Amsterdam 1979). Op pagina 75 eindelijk beet: 'Zinkend schip'. Louter beeldspraak: 'De avond daalt; / een zinkend schip.'

Vier bladzijden verder ligt een lyrisch 'ik' onder de titel 'Twee meeuwen' 'beneden / aan den voet der duinen'; een landman, dus.

Dan moet dertig bladzijden verder het antwoord te vinden zijn in 'Lezend in mijn boot', maar helaas: 'ik was / in mijn roeiboot de plas / opgegaan en liet mij drijven'. Een zoetwaterrecreatiematroos die 'het verhaal van den Vliegenden Hollander las.'

Dan maar 'De boot van Dionysos', het tweede onderdeel van Tempel en kruis? Nou, dat is meer zoiets als wat Adriaan Roland Holst over zijn Wilde kim zei: er zit meer wijn dan zeewater in. En dan nog: daar gaat het over 'het blauw verschiet der blinkende rivieren', over 'het glinstrend water' en 'de schoeiing van basalt'. Een Hollands rivierenlandschap. Geen zee te bekennen, tenzij een overdrachtelijke.

Blijft over het laatste onderdeel van diezelfde bundel (of: van datzelfde lange gedicht), 'De zee', dat geen zelfstandig gedicht is, maar een onderdeel van Tempel en kruis, een onderdeel dat er eigenlijk niet uit losgemaakt kan worden omdat het de verwoording is van de conclusie die de hoofdfiguur van dat gedicht trekt uit een zeer uitgebreide reeks overwegingen en overdenkingen in de eraan voorafgaande vijftig gedichten. Maar dan nog: die zee daar heeft niets te maken met Marsmans zogenaamde zeemanschap, maar alles met de metafoor van de Middellandse zee als bron van de West-Europese beschaving, die Marsman anno 1939 naar de gallemiezen zag gaan maar die hij voor alles en ondanks alles wilde behouden en behoeden.

Nieuw ook was me het gegeven dat 'Herinnering aan Holland' het 'belangrijkste' gedicht van deze dichter zou zijn. Zijn bekendste wellicht, en tevens het gedicht dat veelal ten onrechte 'Denkend aan Holland' wordt genoemd, bovendien het meest op T-shirts, kussenslopen, servetten en plinten gereproduceerde gedicht. Maar 'belangrijk' als in: van literair-historisch belang, dat waren toch veeleer gedichten uit zijn eerste bundel, Verzen, gedichten als 'Verhevene', 'Vlam', 'Heerscher', 'Fort' of vooruit, er komt een boot in voor, 'Hiddensoe':

Bronzen boot

de sprong
uwer flanken
stoot
een mes
in den nacht

zilvren dood

maan
die de dolk
van den boeg
aan den muur
van den nacht
tot scherven
sloeg

schuim

flarden bloed

maandag, juni 06, 2011

Nieuwe media mix | Gadget | Must have


Hoge resolutie tekstscanner (dpi quite sufficient), geïntegreerd met krachtige, megaMB™ tekstverwerker en ondersteund met mail- en SMS-diensten, draadloos blauwtand appliceerbaar op Mac en Pc, mits voorzien van autonoom verbeeldding.

zaterdag, mei 14, 2011

Ter gelegenheid

van de verjaardag van Albert Verwey (15 mei 1865 - 8 maart 1937) en om de goede voortgang te vieren van het project Correspondentie Albert Verwey 1880-1895 heeft Annemarie Kets afgelopen vrijdagmiddag een partijtje georganiseerd in het Allard Pierson Museum en de Bibliotheek Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam aan de Oude Turfmarkt. Een leuk initiatief, omdat al degenen die op welke wijze dan ook medewerk(t)en aan dat project en/of gebruik maken van de resultaten (onder anderen Madelon de Keizer, die een nieuwe biografie van Verwey schrijft), in principe veelal in barre eenzaamheid van achter zijn/haar eigen computer met de brieven van en aan Verwey werkt in het digitale tekstlaboratorium e-Laborate; nu kon iedereen al die anderen (weer) eens in het echt zien en spreken en gedachten en inzichten in vivo uitwisselen.

Bart Slijper vertelde over zijn Kloosbiografie (in-wording), met bijzondere aandacht voor de relatie tussen Kloos en Verwey. Vervolgens leidde Klaas van der Hoek, conservator handschriften van de Universiteitsbibliotheek, de gasten rond door de koele bibliotheekmagazijnen en liet tal van originele documenten en boeken met opdrachten van Verwey zien en twee van zijn copyboeken, plus (weer eens iets anders dan de fez van Perk en de sigarenpeuk van Kloos in het Letterkundig Museum) een bureaulamp en een vulpen van Verwey.

Zoals past bij een verjaardagsfeestje was er ook aandacht voor vloeibare parafernalia en minder verheven kout.

zondag, mei 08, 2011

Dat zet geen zoden aan de dijk


(jongstleden zaterdag, Selexyz, Utrecht)

Eventjes een Nederlandse song text (?) uit 1989 lichtelijk adapteren:

juffrouw van de [boeken]winkel
denk nou niet - alweer zo'n kinkel
die hier in uw bak komt zitten grutten
en op een kruk gaat zitten dutten
met zo'n grote [leesbril] op
en iets kopen? njente - nop!
juffrouw u weet toch dat ik niet zo ben
u wilt toch niet beweren dat u mij niet herkent

dat ben ik - in de uitverkoop
dat ben ik - op de grote hoop
profiteer - bijna gratis
niemand weet wat dat voor [boek] is [ay, jammer van dat oorspronkelijke dubbelrijm]
mijn hele ziel en zaligheid
aan de straatstenen niet kwijt
dat ben ik - op de grote hoop
rijp voor de sloop
in de uitverkoop

en zo voort en zo verder. Van De Dijk, 'uitverkoop' op Niemand in de stad.

Dat boek van en over Perk is al weet ik hoe lang 'in prijs opgeheven', zoals dat geloof ik heet en het staat in vol ornaat op DBNL. Dan is het toch weer verrassend nog een stapeltje tegen te komen.

zondag, april 24, 2011

Terug in Utrecht

In het museum Hamburger BahnhofZo, dat was een lange zit op Goede Vrijdag, aan de Potsdamer Platz, in de Philharmonie Berlin: De Mattheus, uitgevoerd door het RIAS Kammerchor, onder leiding van Hans-Christoph Rademann.

Achter de musici gezeten, in een zaal die dat qua geluid wel hebben kan, recht tegenover de dirigent, die er in al zijn ernst mede een waar spektakel van maakte. Dat was pure passie (in de andere zin) waarmee hij aan het dirigeren was; alsof hij zelf eigenlijk liever mee zou spelen en zingen. En op het laatst nog een passage die me de rillingen ouderwets over de rug joeg toen het koor en orkest heel, maar dan ook heel zachtjes zong respectievelijk speelde. De zaal, en die zat boordevol, was enthousiast, en terecht.

Pas vanochtend las ik in de NRC, in het Hollands dagboek van beenviolist Ralph Rousseau, dat het ongebruikelijk is om op Goede Vrijdag nog na 15:00 uur een passie te spelen, omdat Christus dan al gestorven was; een vrij fundamentalistische gedachtegang waar gelukkig heel rationeel geen gehoor aan wordt gegeven.

Na afloop nog een aangenaam gesprek bij een witbier met collega Gijsbert, zodat het nog wat later werd dan het al was. Genoegens kunnen zo eenvoudig zijn.

Zit ik de volgende zaterdag aan de Oderberger Straβe (ik had reisadviezen gekregen van een ervaringsdeskundige) lekker aan het bier, nou ja, het echte witbier was eventjes op bij Fleischmöbel, dus het werd witbier (Hefeweizen) met 50 % grapefruitsap, een aanrader bij deze zomerse temperaturen, zie ik opeens zo'n parkeercontrolerende ambtenaar aan het sombere werk. Pas in tweede instantie zie ik dat hij een Nederlandse auto probeert of overweegt te, of daadwerkelijk zal, bekeuren, en pas in derde instantie, meer in het bijzonder na een blik op het nummerbord, bedenk ik me dat bij deze man, zo lang nog na 1989, misschien alsnog de angst in de overheidsfunctionele knieën is geslagen: 'Was soll denn das hier, so ein neumodisches Partei-Auto??'

Daarna, omdat ik toch die kant op moest, een heerlijk ijsje verderop in dezelfde straat bij Kauf dich glücklich, en toen begon de vertrektijd zich toch werkelijk aan te dienen en moest ik de schoon vormgegeven dieperik van het Hauptbahnhof in.

Ik moet nodig weer eens terug naar Berlijn.

donderdag, april 21, 2011

Intusschen in Berlijn

Toegegeven: Köln is niet wat je noemt verbijsterend mooi. Maar er zijn toch stukjes die dat proberen goed te maken, zoals dat op het bijgaande plaatje, geschoten met de telefoon, wandelend van de binnenstad naar het universiteitsterrein; met een rijtje platanen lijm je mij in een handomdraai. En misschien niet mooi, maar wel een beetje Emmalaan-like (Utrechtse neerlandici weten wat ik hiermee bedoel) is het Instituut voor Neerlandistiek aan de Lindenthalgürtel: de voormalige praktijkruimte en woonst van een tandarts, ongelogen: dr. Faust. Klein, overzichtelijk, inpandige collegezaaltjes, verse koffie, vriendelijke mensen, kamers overladen met boeken want de bibliotheek is in da hous.

Ook mooi aan Köln (en, bleek later, niet minder Berlin) is de mogelijkheid om schier overal te stoppen met lopen, te gaan zitten, en iets te eten en iets (anders) te drinken. Ik dacht dat ik die Keulenaren daarin maar als goede leidslieden moest volgen. Niet ten onrechte, want die Duitse horecalui zijn zeer aangenaam in de omgang. Evenals de museumlieden, in concreto de Ludwig Museumlieden. En een historisch-moderne kunst dat ze daar verzameld hebben...

Dit noteer ik in Berlin, aan het Marheinekeplatz, of daaromtrent. Om het juister te zeggen: ik noteerde het in m'n hotel, en was van plan het later te interneteren om de hoek bij een Geschäft van een verre Oost-Europeaan met computers achter zijn winkel met ver-Oost-Europese toetsenborden met diakritische tekens waarvan ik niet wist dat ze bestonden, en zeker niet onder toetsen die ik gewend ben (als in: waarvan ik gewend ben dat ze) eenvoudige letters (te) produceren. De ideale wereld schuift deze twee in één.

Goed, ik was van plan dit vandaag te posten, na het college, bijvoorbeeld, maar mij werd het niet onmogelijk gemaakt om daarna nog uitgebreid en aangenaam te converseren, en daar weer na kwam ik op een terras terecht van een uiterst bekwame Italiaanse keukenmeester (dit klinkt wijdser dan het stadsplattegrondelijk is) zo dat het een en het ander in samenspanning voorkwam dat de lust mij zou bekruipen dat ik daadwerkelijk de gang zou maken richting die pc-boer. Inmiddels (donderdag 21) zit ik diep in voormalig Oost-Berlijn achterin de zaak van een heel donkere meneer die wel behoorlijke verlichting heeft aangebracht.

En dan nu waar het om draait: die universitaire uitwisseling. Leuk is dat! En die mensen die je dan (weer) tegenkomt buiten de muren, ik noem een Gwennie Debergh, ik noem een Gijsbert Pols, en een Jan Konst, en hen die hen omringen al noem ik die dan hier niet met en bij name, zo vriendelijk als die allen zijn, zo soepel als dat allemaal toegaat, om niet te… nee: om wel te zeggen: voorkomend (dat is letterlijk: ze voorkomen dat je wensen zou hebben; dat is gastmensschap).

En nu: een ijsje.

maandag, april 18, 2011

Dom, dom, dom

Die van Utrecht is natuurlijk (in de zin van: vanzelfsprekend, en dat dan weer figuurlijk) nummer één; die van Barcelona is er geen, maar een basiliek, maar lijkt er in de verte wel een beetje op; die van Keulen is niet permanent in aanbouw, maar in dito restauratie, en die hebben ze, naar ik me liet vertellen, tijdens de oorlog (WO II) alleen maar laten staan omdat die zo'n handig oriëntatiepunt was voor de piloten die de rest van de stad plat moesten gooien.

Inderdaad: het uitzicht is bedroevend, maar een klimwandeling één van die torens op (beter: in) is werkelijk indrukwekkend. Deernis met die dappere middeleeuwers die dat bijelkaar gezwoegd hebben.

En dat uitzicht: daar merk je weinig van als je er schaal 1:1 in rondloopt, en zeker met dit weder en na een aangenaam gastcollege.

vrijdag, april 15, 2011

Koninklijke kwartiermakelaardij

Zeer vereerd door deze koninklijke kwartiermaakster, maar meer nog door het verzoek dat me bereikte gastcolleges te verzorgen aan de Universität zu Köln en de Freie Universität Berlin (de tour zou eerst nog grander zijn, maar dat paste niet in de beurzen). Die oosterburen krijgen wat poëzie om hun oren, moderne epische poëzie, natuurlijk. Ik ben zeer nieuwsgierig naar hoe dat daar toegaat. En dan, direct daarna, aan de slag met blok vier in Utrecht, Geschiedenis van de moderne letterkunde en Genrevervaging, naast de steeds doorstomende Educatieve minor en de immer voortkachelende Eindwerkstukken. Nimmer een duf moment. En, oh ja, ik moet ook nog...
Nee, geen litanie, letterenlol.

woensdag, maart 16, 2011

Kaas

leuk omslag, maar in de roman is geen muis of muizenval te ontwarenEén van de meer hilarische elementen van Elsschots Kaas vind ik de opsomming van kaaswoorden in de lijst van 'Elementen':
Kaasdroom. Kaasfilm. Kaasonderneming. Kaasdag. Kaaskampanje. Kaasmijn. Kaaswereld. Kaasschip. Kaashandel. Kaasvak. Kaasroman. Kaaseters. Kaasmensch. Kaasbol. Kaastrader. Kaastrust. Kaasdraak. Kaasellende. Kaastestament. Kaasfantasie. Kaasmuur. Kaaskwestie. Kaaswagen. Kaasbeproeving. Kaastoren. Kaaswond.
(Willem Elsschot, Kaas. Ed. Peter de Bruijn. Amsterdam 2003, p. 18).

Onlangs heb ik gedaan wat ik altijd al wilde: nagaan of al die kaaswoorden inderdaad in de roman voorkomen. Daartoe heb ik de Kaasversie uit Forum (1933) via DBNL in mijn computertje gezet en digitaal doorzocht.

En inderdaad: al die woorden komen echt elk éénmaal voor in de roman; alleen 'kaasonderneming' komt tweemaal voor, en 'kaashandel' driemaal, vooral in die fraaie passage waarin Laarmans een naam voor zijn onderneming zoekt. Even dacht ik dat het misging bij 'Kaaskampanje' maar dat komt er toch in voor, maar dan als 'kaascampagne'.

De oplettende Elsschot- en Kaaskenner weet dat in de Forumversie van Kaas het schitterende vijftiende hoofdstuk, waarin Laarmans eventjes vice-voorzitter is van de Vakbond van Belgische Kaashandelaren, vreemd genoeg (nog) ontbreekt; Elsschot schreef dat pas in 1941 en voegde het toe aan de derde druk van het boek die verscheen in 1942.

In dat vijftiende hoofdstuk nu komen de volgende woorden voor (in volgorde van verschijnen):
kaashandelaren, kaasstandaard, kaasleider, kaasmenschen, kaassoorten, kaastraditie, kaaswormen en kaasmakkers.
Inderdaad: Elsschot heeft bij die derde druk niet de moeite genomen om deze nieuwe kaaswoorden in zijn elementenlijst op te nemen. Was ook niet nodig: de gimmick is zo al goed.

dinsdag, maart 08, 2011

Kloosterstraat 15 revisited

Op 30 april 2009 stond ik - zonder vlaggetje, zonder hoedje, zonder toeter weliswaar - Elsschots Dwaallicht te gedenken op een verkeerde locatie in de Kloosterstraat (zie hier). Heden ten dage is er een baken in die onstuimige zee van lieux de mémoire geplaatst, tegenover de muur tussen de nummers 16 en 14:


Dwalen moet nu op eigen kracht.

zondag, maart 06, 2011

Eervol verloren: 71 tegen 84

Afgelopen donderdag moest ik in het Antwerpse Letterenhuis verschijnen als getuige, opgeroepen door aanklager Arjan Peters, in de zaak die hij, op instigatie van deBuren, had aangespannen tegen het Letterkundig Museum te Den Haag, dat verzuimd heeft onder veel anderen Willem Brakman op te nemen in het Pantheon der Letteren.

Zowel het pleit van Peters als mijn getuigenis waren, het spreekt vanzelf, zowel overtuigend als afdoende (zie hier), ware het niet dat er naast deze zaak nog een andere werd gevoerd, en wel die om Philip de Pillecyn in datzelfde Pantheon te bewegen. Anders dan bij een vorige gelegenheid - waarbij Annie M.G. Schmidt het won van Patricia de Martelaere - delfde de zaak-Brakman helaas het onderspit op de Vlaamse grond waar De Pillecyn zijn sporen heeft nagelaten en, andere metafoor, verdiend en waarover meer van zijn bewonderaars een weg naar het Letterenhuis gevonden hadden dan Brakmanianen.

Hierna, op 7 april aanstaande, krijgen J.A. dèr Mouw (zich ook noemende Brahman) en Herman de Coninck de mogelijkheid tot revanche op de pantheonselectiecommissie.

donderdag, februari 10, 2011

Twit twit twit

Dat het boek er was, wist ik al; ook dat er een recente herdruk was. En een tijdje terug liep ik er pas opeens tegenaan (bij wijze van spreken) in de boekhandel, waar het op zo'n schuin gemonteerde plank lag. En nu ligt het thuis mooi te wezen (het was helemaal niet duur bovendien). Ergens. The Waste Land. A Facsimile and Transcript of the Original Drafts including the Annotations of Ezra Pound. Edited by Valerie Elliot. Revised paperback edition London, Faber and Faber 2010.

Volgens de flap 'a reissue, with corrections, of the 1980 reprint' van het oorspronkelijk in 1971 verschenen boek; en achterin zit ook nog eens de tekst van de eerst gepubliceerde versie van het werk, uit 1922. Zo wordt begrijpelijk dat een groot (220 x 275 mm) boek van 149 zware bladzijden nodig is voor een tekst van 433 regels.

Wat een onzin dit boek te kopen. Ik heb al een tweetalige Eliot-verzameling samengesteld door Bronzwaer (1983) bevattende een vertaling van Braakland, een tweetalige editie van alleen Het barre land door Claes (2007), een Penguin pocket met 'a selection by the Author' (1951, een reprint van1948) en een Collected Poems (1985, met een lange drukgeschiedenis). Zwijg ik nog van A Student's Guide to the Selected Poems of T.S. Eliot (1981, met eveneens een lange drukgeschiedenis)

Dat Pounds notities erbij inbegrepen zijn, had niet in de titel vermeld hoeven worden, want zonder die zouden het nooit 'the Original Drafts' kunnen zijn geweest. Op pagina 4 van het typoscript van 'The Fire Sermon' noteert hij bij de eerste strofe: 'qui dira les gaffers de la rime'. En op pagina 5, nee, tikfout van Elliot, 6 dus, streept hij 'may' door en noteert: 'make up | yr. mind | you Tiresias | if you know | know damn well | or | else you | dont.'

Elders: 'dam per'apsez'. Het is zo boeiend om door een stuk ontstaansgeschiedenis te bladeren van een beroemde tekst. Niet dat ik denk dat nu wel de sleutel op zal duiken ergens in al die marginalia, maar kijken naar dat maken, dat schaven en bijsturen is fascinerend.

Maar ik heb er helemaal geen tijd voor. Want ik ben onder andere doende het werk na te kijken van een groep studenten die in het college Lezen en Laten Lezen via e-Laborate van het Huygens Instituut gewerkt hebben aan de door Annemarie Kets opgezette digitale editie van de correspondentie van Albert Verwey. En dat is niet minder intrigerend. Je leest er hoe Verwey en Henriëtte - toen nog gewoon - van der Schalk de ontwikkeling van Herman Gorter bespreken (Verwey noemt de verse Spinozist een 'dryver' - geestig, jaren later omschreef P.N. van Eyck, Verweys leer- en volgeling, zichzelf als 'een zeloot van een pantheïst'); hoe Verlaine twee weken door Nederland ging; hoe Maeterlincks Pelléas et Mélisande in Nederland werd opgevoerd; dat Kobus van Looy de stad in de zomer ontvlucht wegens malaria en zijn heil zoekt in Limburg.

Als een nachtkaars; maar ik moest naar de uitreiking van de certificaten van de Educatieve minor!

P.S.
Goed voorgedragen poëzie, daar lust ik pap van. Maar Old Possum zelf serveert iets anders; luister maar.

zondag, januari 23, 2011

Liever geen Halbe maatregelen

Toen de staatssecretaris dreigde te gaan spreken, betrok de hemel...Op de ministeriële profielpagina van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat: 'Studeren is investeren in jezelf.' Hoe cynisch een zakelijke tekst toch kan blijken te zijn, want hier staat in andere woorden: zoek het zelf maar uit, student.

woensdag, januari 19, 2011

Diep-duinwaterblauw

Deze licht-neologistische kleuraanduiding heeft betrekking op de inhoud van die schitterende fles 'vulpen-inkt' die ik jongstleden november heb aangeschaft bij de firma P.W. Akkerman in de Passage te Den Haag. Als de goden op de Olympus de schrijfkunst machtig waren, dan ken ik hun inkt. En hoewel veel in de omgeving neigt en mij dringt naar digitalisering - aan te leveren kopij, te corrigeren nota's en eindwerkstukken, samen te stellen readers, studiegidsen, leeromgevingen, dagboekachtige notities niet te vergeten, correspondentie - blijf ik zoeken naar smoezen en aanleidingen om - na precies het voor die specifieke gelegenheid geschikte papier gevonden te hebben - de dop van de Pelikan te kunnen schroeven. Soms noteer ik dan inderdaad slechts onzin als deze.

maandag, januari 17, 2011

Schrijvers voor schrijvers

Vanaf vandaag, 17 januari 2011, is www.literairedebuten.nl actief, waar alle Nederlandse literaire fictiedebuten de nodige aandacht zullen krijgen.

De literaire boekenmarkt is tegenwoordig sterk gericht op bestsellers, waardoor debuten minder kans maken op een goede positionering in de schappen van de boekhandel. Ook worden zij vaak overgeslagen bij de keuze die kranten en tijdschriften maken bij de te recenseren nieuwe titels.

Om te zorgen dat boeken van nieuwe schrijvers enige aandacht krijgen, hebben schrijver Hans Vervoort en redacteur/vertaler/journalist Erik de Vries de website opgezet. Zij deden een beroep op de leden van de Vereniging van Letterkundigen om hun nieuwe collega's te hulp te komen door hun boeken te lezen en te recenseren. Er meldden zich 45 recensenten aan die pro bono de debuten (jaarlijks ca. 70) zullen bespreken.

Nieuw op recensententerrein is de mogelijkheid die de auteur krijgt om te reageren op de bespreking van zijn werk.

Voor meer informatie: info@literairedebuten.nl

[vrij naar het persbericht]

vrijdag, januari 14, 2011

Mierzoet, doorzichtig en uiterst zijïg

Kom, dacht ik, laat ik ook eens over de grens lezen. Voor leesclub Transitie staat het veel geprezen essay De barbaren van Alessandro Baricco op het programma (vrijdag 11 februari 2011, 15:15 uur, Drift 21, zaal 1.08). Het oordeel over dat boek draag ik nog even in mij om. Maar achterop staat dat de auteur in 1997 internationaal doorbrak (niet als in: hernia, maar als in: door de enge landsgrenzen der belangstelling en waardering) met zijn roman Zijde en dat sindsdien al zijn romans en essays wereldwijd vertaald worden.

Zijde verscheen voor het eerst in 1996 onder de titel Seta. De eerste Nederlandstalige uitgave verscheen bij De Geus (Breda 1997); de vertaling is van Manon Smits. Onlangs kocht ik, parallel aan De barbaren, de 12e Nederlandse druk (De Geus, Breda 2008).

Het is een werkelijk prachtig boekje (nauwelijks groter dan een kwart A4), een hardcovertje met stofomslag, bevattende 120 bladzijdjes die kraakhelder zijn gezet en scherp gedrukt, met een mooie initaal aan het begin van ieder van de maar liefst 65 geornamenteerd-genummerde hoofdstukken, herstel: hoofdstukjes, want er zijn er die nog geen bladzijdje beslaan en er is er maar één dat langer is dan drie bladzijdjes (nl. vijf).


Het is een vertelling die geheel volgens allerlei regeltjes is geschreven (in de NRC van 23 juni 2000 zie ik de auteur aangeduid als: directeur van een Turijnse schrijversvakschool). En vooral niet te moeilijk. Met lekker veel herhalingen. Letterlijke. En als ik zeg: letterlijke herhalingen, dan bedoel ik ook: letterlijke herhalingen. Voor als je nog geen hekel had aan de alwetende vertelinstantie, die, denk ik, eigenlijk Alessandro Baricco heet. Want aan de eigenlijke vertelling gaat een inleidinkje vooraf, ondertekend met 'A.B.', dat aldus begint:
Dit is geen roman. En ook geen verhaal. Dit is een geschiedenis. Ze begint met een man die naar de andere kant van de wereld gaat, en ze eindigt met een meer dat daar maar ligt te liggen, op een winderige dag. De man heet Hervé Joncour. Hoe het meer heet is onbekend.
Hij legt ook uit dat je 'zou kunnen zeggen dat het een liefdesgeschiedenis is.' En jawel: 'Er komen verlangens in voor, en pijnen, die je heel goed kent, maar je hebt er geen echte naam voor om ze mee aan te duiden.' Johee! En dan nog dit: 'Misschien is het goed om te verduidelijken [let wel: er wordt iets verduidelijkt] dat het om een negentiende-eeuwse geschiedenis gaat [alsof er achterop niet staat: 'INTERNATIONALE BESTSELLER / Zuid-Frankrijk, 1861.'] dan hoeft niemand vliegtuigen, wasmachines en psychoanalisten te verwachten. Die komen er namelijk niet in voor.'

Het is helemaal het Bariccobarbarentoontje, van dat Ikea-proza. Je voelt je als lezer niet eens benaderd als barbaar, maar als ware je een halve culturele debiel, een halfgeletterde schoenzool. Man, vrouw, toeval, het mysterieuze Japan, de diepe oogopslag, de op de achtergrond net niet kwijnende maar oh zo trouwe, niet versagende echtgenote. En eind goed in Raffung alles goed.

Uitgeverij De Geus heeft wel een heel erg treffend plaatje op het omslag weten te zetten. Ik ken dat genre eigenlijk alleen van slappekaftboekjes van uitgeverij Harlequin en dier gelijken. Maar hier heeft zich toch werkelijk een barbaar tussen de literatoren weten te dringen, lijkt het wel.

Als blurb wordt de NRC geciteerd: 'Zijde is in diverse opzichten een mooi boek.' Vooral materieel, wat mij betreft. Maar ik zie het verkeerd. Het boek is een grootverkoper, het is verfilmd (maar kennelijk zo dat er geen spaan van over blijft) en er is een hoorspel van gemaakt. Horen, zien en lezen. Het is wachten op de game-versie. Voortaan toch maar weer de recensies lezen alvorens de aanschaf van een cultuurproduct te overwegen.

maandag, januari 10, 2011

Een nieuw jaar en een nieuwe kamer

Door omstandigheden die velen niet in de hand hebben, of om Brakman - meen ik - aan te halen: door een regie van hoger hand dan de mijne is mijn oude kamer thans de flexplek van anderen en de kamer van anderen thans de flexplek van Joke, Laurens, Daan en mij. Dat 'thans' ving ergens in november 2010 al voorzichtig aan, concretiseerde meer en meer in december, ontplooide zich verder in week 1 van 2011 en wordt nog verder uitontwikkeld in deze tweede week en het is nog maar te hopen dat die camera formans zich als de gesmeerde bliksem omzet tot een camera formata want er is werk aan de winkel. Vooralsnog is het behelpen.

Er ontbreken nog wat essentialia. Gelukkig is het bureaublad elektronisch verticaal verstelbaar (nooit geweten dat ik daar nog eens behoefte aan zou krijgen).

Als alles er is - en alles, zo is ons verzekerd, zal er komen - dan krijgen we het volgende onderwerp: hoe met z'n vieren te werken aan drie bureaus en drie computers. Een deels mathematisch probleem dat ons alfabrein zal breken. Maar hoe meer zielen, hoe meer vreugd, waar een wil is, is een weg, een kat in het nauw maakt rare sprongen, het bloed kruipt, waar het niet gaan kan, honger maakt rauwe bonen zoet, de kost gaat voor de baat uit, wie dan leeft, dan zorgt, zoolang de geestdrift om de ruimten spant / een firmament van intellect en droom.