Nu ik Niets is gelogen (2019) van Sacha Bronwasser aan het herlezen ben (omdat de roman nogal intrigerend is qua thema en vertelling), zie ik dat ik bij de eerste lezing waarschijnlijk niet zomaar over een vergelijking struikelde, maar dat dat mede gebeurde doordat er vlak daarvoor al een vreemde beeldspraak staat; daar had ik overheen gelezen, nieuwsgierig als ik was naar wat er allemaal nog zou komen. Maar bij herlezing struikelde ik er alsnog over. Op ongeveer 4% van het totaal (het is lastig verwijzen naar een e-boek), het laatste onderdeel van 'deel I: middag', staat dit:
De aanloop naar dit moment is opgelost, gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.
Ik denk dat ik wel begrijp wat de (bedoelde) betekenis is; die staat naar ik aanneem namelijk al in het gedeelte vóór de komma: de gebeurtenissen voorafgaand aan 'dit moment' heeft de ik-vertelster, het personage Gala Versluis (de kunsthistorica en freelance-journaliste die een inleiding gaat houden bij de opening van een tentoonstelling in Kortrijk van werk van Lisa van Staal), de gebeurtenissen daaraan voorafgaand heeft ze niet of niet goed in haar geheugen opgeslagen en/of is ze vergeten. Het 'oplossen' is de natuur- dan wel scheikundige metafoor voor 'mnemotechnisch niet beklijven'.
Om het punt duidelijk(er) te maken en/of om het sterker te formuleren, volgt er na de komma een tweede metafoor, die is gecombineerd met een vergelijking, als een soort zelfcorrectie.
Na die tweede beeldspraak volgt ook nog wat duidende context: 'Blijkbaar had ik besloten dat ik niet alleen zou gaan en had ik Fatima gebeld.' Zo kan dat gaan in een mensenhoofd; het woord 'Blijkbaar' verraadt opnieuw het weinig standvastige karakter van de registrerende en terugblikkende menselijke geest. Sowieso gaat deze roman, net als Luister (2023), over de subjectieve, onvolledige, verteken(en)de, kortom: gatenkazerige wijze waarop een individu het leven waarneemt en opslaat (ik zoek nog een mooi Nederlands equivalent van 'lückenhaft').
Wie herinnert, terugblikt, memoreert, kan voor verrassingen komen te staan, zeker wanneer de ervaringen en herinneringen van anderen erbij betrokken worden (een vergelijkbaar meervoudig perspectief speelt een rol in Luister). De kleinigheden van de aanloop naar 'dit moment' in Niets is gelogen zijn min of meer uit Gala's herinneringen verdwenen, zoals suiker oplost in een kopje thee, niet meer van de thee te onderscheiden als zelfstandig iets, verdund en schijnbaar verdwenen in de herinnering aan het (belangrijker) geheel van het moment zelf, waarvan deze roman de omcirkelende, benaderende beschrijving is. Die beschrijving door Gala is de roman, en de roman is, net als Luister, een monoloog. Beide romans zijn ook te karakteriseren als ouderwets realistische tranches de vie, maar de vertelwijze is niet simplistisch chronologisch.
Die aanloop naar het moment, of beter: naar het beslissende moment, het moment waarop je nog terug had gekund, is volgens het zinstuk na de komma 'gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.' Wat, zo luidt mijn probleem, voegt dat beeld toe aan de reeds voor de komma geleverde informatie dat de aanloop is verdwenen uit of nooit is terechtgekomen in het geheugen?
Ten eerste: dat het 'gorgelend' gebeurde. 'Gorgelen' is volgens het Woordenboek der Nederlandse taal 'een klokkend geluid maken door eene vloeistof, door middel van uitstromende lucht, achter in de keel in beweging te houden (en op die wijze de keel te spoelen).' Bij gorgelen verdwijnt er dus geen vloeistof, loopt er geen vloeistof door de keel weg; die vloeistof wordt daar achterin juist in beweging gehouden. De metafoor, met als kern dat de aanloop zich als een vloeistof gedraagt, zegt het tegendeel van wat voor de komma nog de kennelijke bedoeling was van de zin.
Ten tweede: dat het geheugen als een trechter is. Past goed bij die vloeistof, maar wat zou 'de trechter van het geheugen' kunnen zijn? Ik denk bij nader inzien niet dat hier sprake is van een vergelijking zoals in 'Een boom van een kerel' of 'De kluis van mijn hart' waarbij de lengte van een vent of de veilige beslotenheid van iemands hartstocht wordt vergeleken met de lengte van een boom respectievelijk de solide ontoegankelijkheid van een bankkluis. Het geheugen is toch wel wat meer dan alleen maar een doorgangsmiddel van les chose de la vie vanuit de werkelijkheid naar het niet-zijn? Misschien is de trechter hier metonymisch gebruikt als aanduiding voor de taps toelopende ingang tot het geheugen; maar dan is hij juist een hulpmiddel om de aanloopgegevens naar het moment zonder morsen in het geheugen over te schenken. Als door zo'n trechter iets 'wegloopt', komt het juist in het geheugen terecht, terwijl voor de komma staat dat 'de aanloop' niet in het geheugen is opgeslagen.
Ik snap deze beeldspraak niet, vanuit welke hoek ik er ook tegenaan kijk.
Wachtend op hulp, stel ik een alternatief voor als tijdelijk lapmiddel:
De aanloop naar dit moment is opgelost, klokkend verdwenen door de strot [of: in de bodemloze zinkput] van de vergetelheid.
'Klokkend' is een klanknabootsend woord is dat zowel met vloeistof als met het verstrijken van de tijd verbonden kan zijn.
P.S.
Op de website van de schrijfster las ik lof, naar aanleiding van Niets is gelogen, voor haar metaforiek, uit onverwachte hoek; ze citeert Hugo Borst, die ik nog niet kende als literair criticus, die ergens gezegd heeft: 'Sacha Bronwasser is de koningin van de metafoor.' Op de website van haar uitgeverij staat nagenoeg hetzelfde citaat, eveneens zonder bron: 'Sacha Bronwasser is wat mij betreft de koningin van de metafoor.' Dat klinkt al wat minder ver reikend. En misschien bedoelt Borst dat ze wat hem betreft wat veel metaforen en vergelijkingen gebruikt?
Iets anders, maar wellicht verwants. Tijdens het herlezen van dit debuut, ben ik ook wat gaan rondlezen in recensies, voor zover die niet achter betaalmuren verscholen gaan (een mens moet zorgvuldig omgaan met z'n pensioen). Toen werd ik door Yolanda Entius in Trouw met de neus op de feiten gedrukt. Gala zit in het eerste deel van de roman wat te rommelen met de datum van de opening van de tentoonstelling. Ergens in het voorjaar zou die geweest zijn, in maart of zo... terwijl ze helemaal aan het begin van de roman, aan het begin van haar eigen relaas, meer in het bijzonder: met de ontvangst van de rouwkaart van een van de personages, precies uitrekent hoe lang die Pé Derkinderen nog had geleefd na de avond van de dag van de opening van de tentoonstelling: 'Vijf jaar en negentien dagen', is het resultaat van het rekenen. Ze moet dan nog weten dat de opening plaatsvond op 25 mei 2013. Is haar dat even later dan ontgaan?
'Niet het geheugen rommelt hier maar wat aan', zegt Entius, 'de verteller doet het.' Opmerkelijk is het zeker. Nadrukkelijk vertelt Gala dat ze op 'maandag 17 juni' de enveloppe met het overlijdensbericht van de mat raapt. Vervolgens vertelt ze niet dat ze dat bericht ook daadwerkelijk leest, maar kennelijk deed ze dat wel, want ze weet dan immers pas dat Pé is overleden. Maar later die dag 'voert' ze 'de naam in', zoals ze zegt; een vreemde formulering, maar kennelijk gebruikt ze 'Pé Derkinderen' als zoekterm op de computer, want daarna staat er dat vervolgens 'boven aan de lijst resultaten een rouwadvertentie staat.' Niet 'de' maar 'een' rouwadvertentie, trouwens. Dan volgt de tekst van die digitale of gedigitaliseerde rouwadvertentie, waarop als enige tijdsaanduiding onder de naam van de overledene staat: '1954-2018'. Vervolgens vertelt Gala:
Ik staar een tijdje naar de letters. De advertentie is vandaag verschenen in De Standaard. Pé overleed op 13 juni.
Het is volkomen onduidelijk waar ze die precieze datum aan ontleent. 'Vandaag' is 'maandag 17 juni'. Drukt De Standaard rouwadvertenties altijd exact vier dagen na iemands overlijden af? Lijkt me sterk. Ik had aan dit gerommel geheel geen aandacht besteed, geboeid als ik was door het zich ontwikkelende weefsel van gebeurtenissen, herinneringen en reconstructies dat deze roman dan nog is, op 1% van het totaal; ik zat nog tot over m'n oren in de expositio van deze tragedie en kon belangrijke en onbelangrijke informatie nog niet scheiden.
Nog op de avond zelf, die in deze roman centraal staat, is ook Fatima, de vriendin van Gala, aan het rommelen met de datum en vooral de tijd: ze wil meedoen aan een wereldwijde meditatie (ik moet zeggen: niet iets waar mijn aandacht van wakker schiet) en ze moet daarom op de juiste tijd 'inloggen' op het 'portaal'; volgens mij is dat van belang bij astrologisch-achtige fenomenen, maar het duurt nogal een tijd voor Fatima erachter is hoe laat dat moet zijn (21:12 uur, om precies te zijn, en niet ongeveer half negen, wat ze aanvankelijk dacht). Maar haar onduidelijkheid kan te maken hebben met, exponent zijn van de onhebbelijke onduidelijkheid van de menselijke herinnering waar de roman over gaat.
Een stapje hoger op de ladder van de willing suspension of disbelief is het, om ook het lückenhafte karakter van zowel de vertelling als de extradiëgetische vertelster te zien als onderdeel van de uitbeelding van de thematiek. Voeg daar nog bij dat voorafgaand aan de romantekst vermeld wordt dat dit 'boek [...] zijn oorsprong [vindt] in een gebeurtenis uit 2013, maar [...] een werk van fictie' is, en het spiegelpaleis is compleet. Je komt jezelf, als rommelige lezer, er ook nog eens tegen.
PPSS
'Toen ik twintig was overleed mijn vader. [...] De telefoon ging op 30 december 1999'; '"Tante Roos is hier," raspte mijn moeder. "Kom naar huis." // Het nieuwe jaar brak aan, mijn eenentwintigste verjaardag kwam en ging en toen was de begrafenis.' (laatste onderdeel van het hoofdstuk 'Gala' in 'deel II a: avond'); dat moet dus ergens in de eerste week van januari 2000 zijn geweest.
Dertien jaar later, op 'de' dag van deze roman, 25 mei 2013, memoreert Gala: 'Ik ben vijfendertig jaar, dit zijn nog steeds mijn glory days.' (hoofdstuk 'Maxim' in hetzelfde deel).
Opmerkelijk: ze zou pas 34 moeten zijn geworden ongeveer vier maanden voor 'de' dag.
Er tekenen zich nu toch enige scheurtjes af in de suspension of my disbelief.