dinsdag, maart 21, 2023

Boekopmaak, meer in het bijzonder in digitale tijden

Het opmaken van een boek, de vormgeving van de tekst, het verzorgen van de materiële voorwaarden voor gedegen leesgenot is een vak apart, uitbundig gestoffeerd met gebruiken, tradities, geplogenheden, gewoontes (om nu eens niet te vervallen in het barbaarse do's and don't's). Zo is het doorgaans gebruikelijk (let op de nuance die ruimte voor variatie biedt) om de tekst van een roman, een verhalenbundel of bloemlezing, maar ook die van ieder hoofdstuk, of verhaal, of enig ander onderdeel van enige omvang te laten beginnen op een rechterbladzijde. Het is geen wet van Meden en Perzen. De tweede uitgave van Een pic-nic in proza bijvoorbeeld is gezet met veel minder wit tussen de teksten dan de eerste uitgave, waarin iedere bijdrage ruim afgescheiden is van de voorgaande door een titelpagina met een witte keerzijde.

Meestal staat de tekst op zo'n eerste pagina niet strak bovenaan de pagina, maar wat lager, al dan niet met een titel en/of een nummer erboven. Meestal gaat dat goed, maar in digitale versies van papieren boeken lang niet altijd. Ik ervaar dat laatste als storend. Ik vind het storend als het nummer en/of de titel van het volgende hoofdstuk direct onder de tekst van het voorgaande hoofdstuk staat. Dat ziet er zo uit:


en zo:


(en het kan nog erger: dat ook nog de eerste regel van het nieuwe hoofdstuk onderaan de pagina bungelt). Terwijl het zo zou 'moeten':


Het zal toch niet moeilijk zijn om een extra regel in het opmaakprogramma te schuiven in de geest van: 'als hoofdstuk afgerond, dan verder op nieuwe rechterpagina en eerste zoveel regels leeg laten'. En als ze dan toch bezig zijn, laat ze ook even voorkomen dat woorden op de meest idiote plaatsen worden afgebroken: één letter (plus leesteken) naar de volgende regel doorschuiven was in de tijd van WordStar al een onmogelijkheid. Kom op, zeg. Er staat 'kios-k.' prominent aan het eind van de eerste regel. Hoe lelijk kan je het maken?

In de digitale versie van het boek dat ik nu aan het lezen ben (nee, niet De man zonder eigenschappen) is het toeval, oftewel: een uitzondering als de opmaak van een nieuw hoofdstuk goed gaat, in de papieren versie is het gelukkig de regel; ik ben even met Freddy naar boekhandel Het colofon gelopen om het na te gaan:


Jammer genoeg heeft de boekverzorger op deze willekeurige plaats dan weer de regel uit het oog verloren (en daarmee het belang van de lezer) om de tekst(deel) te laten beginnen op een rechterpagina. Maar misschien is dat vooral een kwestie van smaak. Inderdaad, het kost wat meer papier, maar daar hoef je dan niets op te drukken, dat scheelt; zo duur zal dat toch niet zijn? Of toch? Want in hetzelfde gedrukte boek ziet het begin van de roman er zo uit:


De linkerpagina is liefdeloos volgepleurd met buiten-literaire rimram. Ten koste van het genot, van de rust voor het lezend oog, van de zin in en aandacht voor de boektraditie.

Ik had liever op een andere plek ontdekt dat Luister van Sacha Bronwasser (Ambo | Anthos, Amsterdam 2023) in twee maandjes al aan de vierde druk toe is. Begrijpelijk, want het is een werkelijk reuze intrigerende roman, die heel goed geschreven is en waarin het wel en wee van de hoofdpersoon op spitse, subtiele wijze gekoppeld is aan een aspect van de recente  noord-west-Europese geschiedenis (iets wat McEwan in Lessons mijns inziens niet gelukt is).

Ik ben Luister nu voor de tweede keer aan het lezen, en ik blijf erdoor geboeid; wat erger is: ik word erdoor gewezen op mijn rommelige lezen, want het wordt me duidelijk dat ik de les van een van de personages nog niet goed in mijn oren heb geknoopt: dat zien iets anders is dan kijken! 

Des te meer betreur ik het dat de digitale versie van Luister zo stiefmoederlijk, zo erbarmelijk op het e-lezerschermpje met digitale inkt terecht is gekomen (rommelen met de instellingen van het apparaat levert nauwelijks enige verbetering die niet opnieuw aan het toeval is toe te schrijven). Ik geniet er juist van als inhoudelijk mooie boeken er ook van buiten, materieel, formeel, technisch, (typo)grafisch goed verzorgd uitzien. Noem het een stugge uiting van mijn diepgeworteld, twintigste-eeuws, cultureel conservatisme, ik laat me dat niet dan met tegenzin afsnoepen.

Bij mijn bezoek aan Het colofon, in de Bakkerstraat te Arnhem, zag ik de Nederlandse vertaling door Manon Smits van Everything I Found on the Beach van Cynan Jones, een uitgave van Koppernik. Meteen gekocht want: ja hoor, perfect uitgevoerd.


Geen opmerkingen: