woensdag, maart 29, 2023

KletsGPT

Nu ik niet meer actief bij onderwijs betrokken ben, lees ik de berichten over ChatGPT minder gretig dan mijn nog actieve oud-collega's, maar helemaal onaangeraakt laten ze me niet. Het is een beetje melig, maar ik kon het niet laten en vroeg ChatGPT naar de verschillen tussen de oorspronkelijke roman Everything I Found on the Beach van Cynan Jones en de redux-versie van die roman (die alleen in de Nederlandse vertaling is verschenen).

Hoewel het programma zich wel degelijk verontschuldigt als iets buiten zijn bereik ligt, heeft het de neiging om maar wat aan te fantaseren. Dat bleek me toen ik wat andere vragen eerst had gesteld, waarop het eenvoudigweg geen antwoord kon formuleren, bijvoorbeeld over de kwaliteit van de dialogen in de musical Checkpoint Charlie, die nu door Nederland reist. Zo ver kan het programma nog niet in de databanken graaien.

Het antwoord op mijn vraag naar de belangrijkste verschillen tussen Everything I Found on the Beach en de redux-versie van die roman luidt, zonder verontschuldiging over te geringe 'kennis': 

Cynan Jones's novel "Everything I Found on the Beach" was originally published in 2011, and a revised and expanded edition, often referred to as the "redux version," was published in 2020.

The main differences between the two versions are as follows:

Length: The redux version is longer than the original, with approximately 30,000 additional words.

Structure: The redux version has a slightly different structure, with additional chapters and changes to the order of some existing chapters.

Narration: The original version is narrated entirely in the third person, while the redux version includes first-person sections from the perspective of different characters.

Setting: The original version is set entirely in Wales, while the redux version includes additional settings in Scotland and Spain.

Characters: The redux version includes additional characters and expands on the backgrounds and motivations of some of the existing characters.

Overall, the redux version of "Everything I Found on the Beach" is a more expansive and detailed version of the original, offering a deeper exploration of the themes and characters introduced in the original.

Het jaar van publicatie van de roman is goed, maar dat kan iedereen op z'n klompen vinden op het internet. De redux-versie is echter alleen in een Nederlandse vertaling verschenen en wel in 2023. Het kletsprogramma slaat er maar een slag naar en de plank meermaals mis.

De Engelstalige roman uit 2011 heeft in de paperbackversie van 2014 volgens Bol.com 221 pagina's, in de paperback-versie van 2016 bij Amzon.com zelfs 248, wat er aanzienlijk meer zijn dan de 131 pagina's die de vertaalde redux-versie telt. Het verschil in structuur is zo vaag geformuleerd, dat het haast niet niet kan kloppen. Wat ChatGPT zegt over de Narration is volledig onjuist. Ook de info over de Setting is uit een heel dikke artificiële duim gezogen. En het aantal personages is in de redux-versie juist... hoe zal ik het verwoorden: gereduceerd.

Zijn er echt docenten die zich door dit soort blabla om de tuin laten leiden? Ik kan dat maar niet geloven.


P.S.
Interessant is het geheel andere, meer bescheiden antwoord dat ik kreeg toen ik aan mijn initiële vraag alleen het woordje 'Dutch' toevoegde voor 'redux-version'. Ik kan niet zeggen dat het antwoord nu inhoudelijk veel beter is:

As an AI language model, I do not have access to specific information about the differences between different versions of a novel unless they are widely reported or documented. However, I can provide you with some general information about the concept of a "redux-version" of a novel.

A "redux-version" of a novel generally refers to a revised or updated version of the original work. This can involve changes to the story, characters, dialogue, or other elements of the book. The specific changes made to the book will depend on the author and the reasons for creating the new version.

In the case of Cynan Jones's novel "Everything I Found on the Beach," I am not aware of any official "redux-version" of the book being released in Dutch or any other language. However, it is possible that a new edition of the book was released in Dutch with minor changes or updates to the original text. If you have more specific information or context about the version of the novel you are referring to, please let me know and I will do my best to provide you with more accurate information.

Paginanummers

Als ik e-lees, ben ik nog steeds iets van mijn gebruikelijke, op decennia lezen-van-papier gebaseerde oriëntatie kwijt: het gevoel van het aantal bladzijden links en het aantal bladzijden rechts. Ik weet dan niet hoeveel ik in een roman of dichtbundel gelezen heb, of hoeveel er nog te genieten is (of hoeveel ik nog ‘moet’ als het boek toch tegenvalt). Het is ook figuurlijk een Fingerspitzengefühl: het is alles behalve exact, maar de sensatie van 'veel' of 'weinig' is toch heel overtuigend; het is bijvoorbeeld een goede basis voor het besluit: ‘Ik neem het dit weekend lekker mee, en dan begin ik maandag aan een andere’.

Als ik e-lees, loop ik voor elk boek toch even naar de fysieke boekhandel om te zien hoe dik het 'in het echt’ is: Bint-achtig, novellig, standaard-klassieke-romantisch, Bonita Avenue-lijk of De man zonder eigenschappen-esk, die orde van groottes (projecten als Het bureau en De tandeloze tijd zijn au-dehors categorie). Al tastend verdisconteer ik daarbij optisch blad- en zetspiegel, lettergrootte en -type, alsmede de grovere opmaak, dus kop- en staartwit, blanco of titelpagina’s tussen hoofdstukken en andere onderdelen.

In mijn e-leesapparaat staat onder- en bovenaan het scherm netjes aangegeven hoeveel procent ik heb gelezen van het geheel, respectievelijk hoeveel bladzijden van het onderhavige onderdeel, en elders kan ik nagaan hoeveel uur ik al heb ge- en nog moet lezen als ik op dezelfde manier doorkachel. Maar dat zijn allemaal maten die me nog steeds niets zeggen. Ik heb er in de decennia van het volledig papieren leestijdperk nooit op gelet, en ik vrees dat dit mijn status quo is. Helaas is het digitale paginaäantal nogal nietszeggend, omdat je in een e-lezer (het woord is in het Nederlands net zo ambigue als in het Engels) de marges en het lettertype en de lettergrootte naar believen kunt variëren; mijn e-lezer rekent me bovendien wel het aantal bladzijden per hoofdstuk voor, maar zonder duidelijk te maken wat in ieder boek wel en niet als hoofdstuk is geprogrammeerd (ik ben het vaak niet eens met de impliciete aannames van dat ding). 

Mijn hypothese is dat er geen digitaal alternatief bestaat voor die tactiele sensatie.

Vandaag begon ik met het herlezen van een niet omvangrijke, papieren roman die heel mooi is uitgegeven, want het is een uitgave van Koppernik: Cynan Jones, Alles wat ik vond op het strand. Vertaald door Manon Smits. (2023) Excursie: de vertaling is gebaseerd op een redux-versie die de auteur exclusief voor de Nederlandstalige markt heeft gemaakt; een vroege versie van het verhaal stuurde Jones in 2009 naar zijn Welshe uitgever, die om een uitwerking ervan vroeg; in 2011 verscheen bij Parthian de roman Everything I Found on the Beach. Maar anno Corona c.q. Lock down wilde Jones zijn oorspronkelijke, geheel eigen verhaal als het ware terugvorderen, wat in 2021 heeft geleid tot die redux-versie van zijn roman, waarvan nu de Nederlandse vertaling is verschenen.

De roman bestaat uit tal van kleine eenheden: een motto, een proloog, vijf delen, elk met een titelpagina, die op hun beurt weer bestaan uit door kop- en staartwit gescheiden onderdelen, die doorgaans niet meer dan twee bladzijden beslaan, of zelfs maar een enkele bladzijde, die hooguit voor de helft vol is gezet met worden; enkele passages eindigen met een asterisk, de meeste niet - het verschil tussen die onderscheidingen markeert een inhoudelijk onderscheid. De vertelling heeft dus een mozaïekstructuur, maar kent ook een lange verhaaldraad, vermengd met een tweede draadje, en heeft een nogal overrompelend slot.

Het lezen van Alles wat ik vond op het strand is een spannende zoektocht (ogenschijnlijk weinig zeggende details, doen er bij nader inzien wel toe), die mij uitdaagde tot een tweede lectuur, die me veel voortschrijdend inzicht bood in het verhaal, dat genoteerd is in nogal droge zinnen, waarvan de meerderheid een eenvoudige, standaard hoofdzinsbouw heeft. Die uitgebeende stijl is typerend voor Cynan Jones.

Waartoe, dacht ik, terugblikkend op de roman en mijn leesgang, dienen eigenlijk de paginanummers in een literaire tekst? Welk nut hebben die voor de lezer? Ze lijken de typografische secondewijzer of metronoom van de continuïteit van het verhaal en de thematiek. Maar als de tekst werkelijk goed in elkaar zit, en je van meet af aan bij je lezerslurven grijpt, is dat attribuut volkomen overbodig; en wil het niet vlotten met de lectuur, dan is de helpende hand van de paginanummering een loos gebaar. De spanning in de tekst en je eigen nieuwsgierigheid brengen, als alles goed is, de samenhang en orde als het ware vanzelf gedurende de lectuur aan het licht.

Tweede wet van de Vroolijke Hermeneut: een literaire tekst die niet zonder paginanummers kan, deugt niet. Weg ermee.

zaterdag, maart 25, 2023

Rechts van hem?

Misschien zijn er mensen die zich moeilijk kunnen voorstellen dat er zich nog regerende politici rechts van minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening bevinden, maar het gaat in het fotobijschrift, dat ik hier even onder de aandacht wil brengen, niet om posities in het politieke spectrum. Het gaat om een handreiking bij de identificatie van mensen die op de foto te zien zijn.

Als je deze bomvolle persfoto icono-semiotisch analytisch 'leest', zie je achtereenvolgens:
1. een mevrouw die er niet toe doet want er hangt een enorme filmcamera voor haar hoofd;
2. een filmcameraman die er niet toe doet, want hij houdt een enorme filmcamera voor zijn eigen hoofd;
3. Hugo de Jonge, die er ook niet veel toe doet want zijn tronie staat niet in focus op deze afbeelding van de werkelijkheid (overigens conform de politieke werkelijkheid, want wat is er nou wel helder aan het beleid van deze man, zowel nu als in het verleden);
4. een perspectivisch vakkundig gedecapiteerde journalist met een microfoon, die er niet toe doet (de journalist net zo min als zijn microfoon) want hij interviewt de vice-premier;
5. een piepklein marechausseetje dat er niet toe doet want te klein, te ver op de achtergrond (letterlijk en figuurlijk) en net zo onscherp als onze Huug;
6. met lege handen: Wopke Hoekstra, een ongeschoren en door een lentebries gecoiffeerde CDA-prominent, tevens vice-premier van ons verwarde landje;
7. een piepklein, onscherp mevrouwtje op de irrelevante achtergrond, dat er dus niet toe doet;
8. een nog pieperklein, onscherp mevrouwtje op de irrelevante achtergrond, dat er dus nog meer niet toe doet dan dat andere mevrouwtje;
9. een manspersoon, op de rug gezien, focaal even onscherp als Hugo de J., van achteren bezien, dus klaarblijkelijk zeer irrelevant, maar storend in beeld, want Hugo, grimlachend, lijkt hem uit zijn entourage te willen bewegen.

Enige sturing bij het lezen van deze rommelige foto lijkt inderdaad wel nodig. In de Volkskrant van 25 maart 2023 staat er dus onder:

De CDA-ministers Hugo de Jonge (vooraan, midden) en Wopke Hoekstra (rechts van hem) komen vrijdag [moet zijn: kwamen vrijdag] aan op het Binnenhof voor de wekelijkse ministerraad. David van Dam

Was ik even vergeten: Hoekstra is ook minister van Buitenlandse zaken. Om hem heen is deze spontane foto geënsceneerd: hij staat volgens het onderschrift niet in het midden (en de gulden snede geldt niet in de fotojournalistiek) maar hij is de enige persoon die scherp op de foto staat (afgezien van de irrelevante bijfiguren 1, 2 en 4).

Wie beter uit zijn/haar/hun ogen kijkt, ziet dat er feitelijk niemand in het midden van de foto staat. Optisch en fotografisch staat Hugo (de ironie kent geen grenzen) links van het midden en Wopke rechts van het midden; samen vormen zij de spil van de foto. Intrigerend daarbij is dat Hugo van links van het midden naar rechts, en Wopke van rechts van het midden naar links kijkt zonder dat deze twee spilfiguren elkaar aankijken. Zo is het, en niet anders. Alleen als je niet van deze aarde bent, zou je alle optische eer kunnen geven aan de microfoon die vastgelegd is in zijn pendelen tussen de personages 4 en 6.

Maar nu komt de taal om de hoek kijken en de verhaalanalyse. Staat Wopke Hoekstra nou echt 'rechts van hem'? Met 'hem' wordt verwezen naar 'Hugo de Jonge'. Maar het lijkt net of daarmee niet alleen verwezen wordt naar een persoon op het platte vlak van het plaatje, maar ook naar de mens Hugo, naar Hugo als focalisator. Hugo wordt het eerst genoemd in het onderschrift, Hugo staat helemaal vooraan op de foto, Hugo heeft als enige het verblindend witte boord gemeen met de als enige scherp afgebeelde Wopke.

Hugo's ervaringen lijken hier te worden verteld. En dan moet de analyse anders luiden: alleen het ongewenste personage 9 staat 'rechts van hem'. Je ziet toch dat Hugo zijn rechterarm schuin naar voren en opzij uitsteekt om die gast uit beeld te bewegen? En Hugo heeft zijn rechterzij naar de lens gewend van David van Dam (de dienst doende Volkskrant-fotojournalist). Wopke, die scherp is afgebeeld en zich dus op een andere afstand van zowel David als Hugo moet bevinden, stond op vrijdag 24 maart 2023 links van Hugo op het Binnenhof.

De eerste wet van de Vroolijke Hermeneut: als de foto niet liegt, slaat het onderschriften de plank wel mis.

dinsdag, maart 21, 2023

Boekopmaak, meer in het bijzonder in digitale tijden

Het opmaken van een boek, de vormgeving van de tekst, het verzorgen van de materiële voorwaarden voor gedegen leesgenot is een vak apart, uitbundig gestoffeerd met gebruiken, tradities, geplogenheden, gewoontes (om nu eens niet te vervallen in het barbaarse do's and don't's). Zo is het doorgaans gebruikelijk (let op de nuance die ruimte voor variatie biedt) om de tekst van een roman, een verhalenbundel of bloemlezing, maar ook die van ieder hoofdstuk, of verhaal, of enig ander onderdeel van enige omvang te laten beginnen op een rechterbladzijde. Het is geen wet van Meden en Perzen. De tweede uitgave van Een pic-nic in proza bijvoorbeeld is gezet met veel minder wit tussen de teksten dan de eerste uitgave, waarin iedere bijdrage ruim afgescheiden is van de voorgaande door een titelpagina met een witte keerzijde.

Meestal staat de tekst op zo'n eerste pagina niet strak bovenaan de pagina, maar wat lager, al dan niet met een titel en/of een nummer erboven. Meestal gaat dat goed, maar in digitale versies van papieren boeken lang niet altijd. Ik ervaar dat laatste als storend. Ik vind het storend als het nummer en/of de titel van het volgende hoofdstuk direct onder de tekst van het voorgaande hoofdstuk staat. Dat ziet er zo uit:


en zo:


(en het kan nog erger: dat ook nog de eerste regel van het nieuwe hoofdstuk onderaan de pagina bungelt). Terwijl het zo zou 'moeten':


Het zal toch niet moeilijk zijn om een extra regel in het opmaakprogramma te schuiven in de geest van: 'als hoofdstuk afgerond, dan verder op nieuwe rechterpagina en eerste zoveel regels leeg laten'. En als ze dan toch bezig zijn, laat ze ook even voorkomen dat woorden op de meest idiote plaatsen worden afgebroken: één letter (plus leesteken) naar de volgende regel doorschuiven was in de tijd van WordStar al een onmogelijkheid. Kom op, zeg. Er staat 'kios-k.' prominent aan het eind van de eerste regel. Hoe lelijk kan je het maken?

In de digitale versie van het boek dat ik nu aan het lezen ben (nee, niet De man zonder eigenschappen) is het toeval, oftewel: een uitzondering als de opmaak van een nieuw hoofdstuk goed gaat, in de papieren versie is het gelukkig de regel; ik ben even met Freddy naar boekhandel Het colofon gelopen om het na te gaan:


Jammer genoeg heeft de boekverzorger op deze willekeurige plaats dan weer de regel uit het oog verloren (en daarmee het belang van de lezer) om de tekst(deel) te laten beginnen op een rechterpagina. Maar misschien is dat vooral een kwestie van smaak. Inderdaad, het kost wat meer papier, maar daar hoef je dan niets op te drukken, dat scheelt; zo duur zal dat toch niet zijn? Of toch? Want in hetzelfde gedrukte boek ziet het begin van de roman er zo uit:


De linkerpagina is liefdeloos volgepleurd met buiten-literaire rimram. Ten koste van het genot, van de rust voor het lezend oog, van de zin in en aandacht voor de boektraditie.

Ik had liever op een andere plek ontdekt dat Luister van Sacha Bronwasser (Ambo | Anthos, Amsterdam 2023) in twee maandjes al aan de vierde druk toe is. Begrijpelijk, want het is een werkelijk reuze intrigerende roman, die heel goed geschreven is en waarin het wel en wee van de hoofdpersoon op spitse, subtiele wijze gekoppeld is aan een aspect van de recente  noord-west-Europese geschiedenis (iets wat McEwan in Lessons mijns inziens niet gelukt is).

Ik ben Luister nu voor de tweede keer aan het lezen, en ik blijf erdoor geboeid; wat erger is: ik word erdoor gewezen op mijn rommelige lezen, want het wordt me duidelijk dat ik de les van een van de personages nog niet goed in mijn oren heb geknoopt: dat zien iets anders is dan kijken! 

Des te meer betreur ik het dat de digitale versie van Luister zo stiefmoederlijk, zo erbarmelijk op het e-lezerschermpje met digitale inkt terecht is gekomen (rommelen met de instellingen van het apparaat levert nauwelijks enige verbetering die niet opnieuw aan het toeval is toe te schrijven). Ik geniet er juist van als inhoudelijk mooie boeken er ook van buiten, materieel, formeel, technisch, (typo)grafisch goed verzorgd uitzien. Noem het een stugge uiting van mijn diepgeworteld, twintigste-eeuws, cultureel conservatisme, ik laat me dat niet dan met tegenzin afsnoepen.

Bij mijn bezoek aan Het colofon, in de Bakkerstraat te Arnhem, zag ik de Nederlandse vertaling door Manon Smits van Everything I Found on the Beach van Cynan Jones, een uitgave van Koppernik. Meteen gekocht want: ja hoor, perfect uitgevoerd.


Hap-snap 6 - De oer-Pic-nic

Het was niet tegen te houden. Ik móést even naar der Utrechtse bibliotheken bibliotheekste afdeling: de bijzondere collecties van de UB der UU, op de zesde verdieping van die zwarte kolos met direct achter de ingang een trap, met witte treden en zwarte stootboorden, waarvan de oogbollen in je kop gaan stuiteren als je erover omhoogloopt naar de ontvangstruimte. Maar ik móést even de eerste druk van de Pic-nic in het echt voelen en zien, inclusief het omslag van G.W. Dijsselhof.


Zalig daar, in die hooggelegen, koele stilte, met de gepaste parafernalia zoals een looïge gebedskrans om zonder huidcontact een dikke foliant open te laten liggen op een kussen dat zich gewillig laat plooien naar de stugge vormen van het kwetsbare cultuurgoed; geen tas mag mee de zaal in, wel m'n eigen exemplaar van de tweede uitgave der Pic-nic, een los notitieboekje, en een potlood, na-druk-ke-lijk géén pen, om notities mee te maken.




En ik tegen beter weten in hopen in de rug van de bundel, die de druk der tijden al jaren geleden niet meer kon weerstaan, een fragment van een Karelroman te zien schemeren (en niet weer een reep krantenpapier met advertenties).



De eerste eigenaar/lezer, of een van de eerste eigenaars/lezers (x/v/m) heeft dit Utrechtse exemplaar van hun/haar/zijn naam voorzien: C. Groneman (wellicht, misschien, of iets dergelijks; zo'n signatuur is altijd moeilijk te ontcijferen), eronder de datum: 5 Dec. 1896. Was het dan een ramsj-exemplaar als Sinterklaascadeautje?

maandag, maart 20, 2023

Hap-snap 5 - Ernest Downson

Lees ik met een half oog (kan je dat zo zeggen?) 'Een tocht door Londen', het enige stuk van Albert Verwey in de tweede uitgave van Een pic-nic in proza, word ik verrast door de hoeveelheid poëzie die Appie daarin bespreekt en vertaalt van een dichter, geboren in 1867 (dus twee jaar jonger dan hijzelf), waar ik nog nimmer van gehoord had (dat is nog allemaal tot daaraantoe), zoek ik die dus maar googlenderwijs even op en kom ik terecht in een zozeer van verval doortrokken levensloop dat je die gerust een levenssloop mag heten, een Lebenswerdegang van een schier archetypisch laat-negentiende-eeuws gehalte, waardoor je zou gaan twijfelen aan het realistisch niveau van de beschrijving ervan (zie onder andere hier): geboren in niet beroerde omstandigheden, afgebroken opleiding, dichterlijke roeping, onbereikbare (tevens ongepaste) geliefde, hashish, drank, zenuwziekte en een vroege dood... en dat laatste ook nog eens anno 1900! Zo een dichter mag je decadent noemen. En dan blijkt dat P.N. van Eyck, de brave, droefgestemde maar tot op het bot idealistische dichter waarop ik ooit ben afgestudeerd, in de Nieuwe gids van mei 1911 een stuk over deze poëet heeft geschreven, dat in deel drie van zijn Verzameld werk (Van Oorschot, Amsterdam, 1959) is opgenomen en als zodanig gewoon in mijn boekenkast staat (en digitaal in de DBNL).

Heet dit nog intertekstualiteit of is het interbibliothecariteit? Coïncidentie dan?

Hap-snap 4 - Lodewijk vs Jan

Echt hilarisch is Van Deyssels bespreking van Jan ten Brinks essay De oude garde en de jongste school (Jan Leendertz & Zn, Amsterdam, 1891). In de eerste zin spreekt hij van een zeldzaam 'smakelijk gedrukt' boek, en gedurende de vier volle bladzijden die de bespreking telt, gaat hij helemaal uit zijn lyrische dak met een tegen de grenzen van het sensitivisme aan schurkende weergave van zijn her en der ruimschoots uit de bocht gierende smikkel- en smul-impressies, opgewekt door... het drukwerk.

De slotzin:

Ik wilde alleen maar te kennen geven, dat het werkje van den heer Ten Brink zeer goed gedrukt is (te Nijmegen). 

Ten Brinks boek is niet opgenomen in de DBNL, deze recensie wel. Ik kan me voorstelen dat Ten Brink (1834-1901) zich, getergd, nog dagelijks omdraait in zijn graf. Of dat hij post mortem in zijn knekelvuistje lacht, want dat Van Deyssel zoo zeer over de rooye kan gaan door wat drukwerk en dan een tekst produceert die door de rustige beschouwer ervan haast niet te onderscheiden is van serieus bedoelde impressionistische annex sensitivistische bijdragen die in deze Pic-nics ook te vinden zijn, geeft wel stof tot nader denken over aard van dat aspect van het Tachtiger proza.

Hap-snap 3 - Tachtigers en lieden van dezelfde geaardheid

1. Wie zijn er met welk werk opgenomen in de Pic-nic in proza, eerste uitgave (1893)? Ik zet ze op alfabetische volgorde, zonder te letten op de graad van normaliteit en het onderscheid tussen literair en beschouwend proza, zoals dat wel in de tweede en derde uitgave wordt gedaan; en teken erbij aan dat al het werk uit de eerste Pic-nic eerder in de Nieuwe gids verschenen is.

Aletrino, A.
Een achtermiddag 
Een zang
Deventer, Ch. M. van
De wolken van Aristofanes 
Deyssel, L. van
De oude garde en de jongste school
Een huwelijksaanzoek
In de zwemschool 
Eeden, F. van
Boeddha (een dialoog)
Het krabbetje en de gerechtigheid
Erens, F.
De conferentie
Goes, F. van der
Over het zeggen van verzen
Looy, J. van
Een hengelaar
Kinderen
Prins, A.
Harold
Veth, J.
Derkinderen's processie van het H. sacrament van mirakel
Een portret
Egyptische kunst
Fransche schilderkunst in deze eeuw
Odilon Redon
Walter Crane
Whistler

Deze Tachtiger eregalerij bevat – zucht – teksten van negen mannelijke schrijvers.


2. Pic-nic tweede uitgave (1899-1900)
Legenda: ook in 1893; verdwenen t.o.v. 1893; toegevoegd t.o.v. 1893

Aletrino, A.
Een achtermiddag
Een zang
Boeken, H.
De kunst en de maatschappij
Coenen jr, F.
Een avond
Couperus, L.
Afgeschreven
Jules
Delang [ps. van (Gerrit) Jan Hofker]
Malle Jetje
Naaischooltje
Winter
Deventer, Ch. M. van
De wolken van Aristofanes
Deyssel, L. van
De koning der eeuwen 
De oude garde en de jongste school 
Een huwelijksaanzoek
In de zwemschool
Eeden, F. van
Boeddha (een dialoog)
Het krabbetje en de gerechtigheid
Johannes en Windekind
Emants, M.
Auteur
Erens, F.
De conferentie
De processie
Wind
Goes, F. van der,
Over het zeggen van verzen
Socialistische aesthetiek
Groeningen, A.P. van
De erfenis
Op de bewaarschool
Heijermans jr, H.
Kniertje
Eson's verhaal
Hora Adema, J.
De oude dokter
Hulzen, G. van
Bedelen
Een kamer
Laatste litanie
Kloos,  W.
Poëzie
Lapidoth-Swart, H.
Liedjeszangster
Looy, J. van,
Een dag met sneeuw
Een hengelaar
Kinderen
Meester, J. de
De klompjes
Netscher, F.
Herfst in het woud
Marietje Veenders
Oort, A. van
Germaansche dingplaats
Peaux, A.
In memoriam
Prins, A.
Harold
Robbers, H.
Intiem
Roosdorp, F.
Afscheid
Streuvels, S.
Een ongeluk
Verwey, A.
Swift-Gulliver
Een tocht door Londen
Veth, J.
Adolph Menzel
Derkinderen's processie van het H. Sacrament van mirakel
Egyptische kunst
Een portret
Egyptische kunst
Fransche schilderkunst in deze eeuw
Odilon Redon
Walter Crane
Whistler
Winkler Prins, J.
Schilders in het Gooi


De bende van Tachtig is in deze tweede Pic-nic uitgebreid (zeg maar gerust: verdrievoudigd) met maar liefst negentien auteurs, van wie twee vrouwelijke.


3. Pic-nic derde uitgave (1904) met markeringen van: herhaalde aanwezigheid, nieuwheid en afwezigheid t.o.v. de tweede uitgave.

Aletrino, A.
Een achtermiddag
Een zang
Hoe een roman geschreven wordt
Antink, M.
Holland
Berlage Nzn, H.P.
Over architectuur
Boeken, H.
De kunst en de maatschappij
Buysse, C.
De eenzame
Coenen jr, F.
Een avond
Couperus, L.
Afgeschreven
Jules
Delang,
Malle Jetje
Naaischooltje 
Winter 
Deventer, Ch. M. van
De wolken van Aristofanes
Deyssel, L. van
De oude garde en de jongste school 
De koning der eeuwen
In de zwemschool
Zondag-ochtend
Eeden, F. van
Boeddha (een dialoog)
Het krabbetje en de gerechtigheid
Johannes en Windekind
Emants, M.
Auteur
Erens, F.
De conferentie
De processie 
Wind 
Everts, jr, J.
Een zondagavond
Goes, F. van der,
Socialistische aesthetiek 
Groeningen, A.P. van
De erfenis
Op de bewaarschool
Hartog, H.
Een transport
Heijermans jr, H.
Kniertje
Eson's verhaal
Hora Adema, J.
De oude dokter  
Sangre! Sangre! Mas caballos
Hulzen, G. van
Bedelen  
De stichtelijke wagen
Een kamer
Laatste litanie
Kloos,  W.
Poëzie
Lapidoth-Swart, H.
Liedjeszangster
Looy, J. van,
De regenboog
Een dag met sneeuw
Een hengelaar
Meester, J. de
De klompjes 
Het aanzoek
Moerkerken jr, P.H. van
Het woud van het eeuwige verlangen
Netscher, F.
Herfst in het woud
Marietje Veenders 
Oort, A. van
Germaansche dingplaats
Peaux, A.
In memoriam
Prins, A.
Harold
Querido, I.
Markt-kunstenaar
Reddingius, J.
Eerste avond
Reyneke van Stuwen, J.
Trouwen
Robbers, H.
Intiem
Roosdorp, F.
Afscheid
Schendel, A. van
De schoone jacht
Steenhoff, W.
Een levensgril
Rembrandt
Streuvels, S.
Een ongeluk
Een speeldag
Verwey, A.
Een tocht door Londen 
Veth, J.
Adolph Menzel 
Derkinderen's processie van het H. Sacrament van mirakel
Egyptische kunst
Het begrip schilderij
Kunst en samenleving
Vijgh jr, S.G van der
Nachtfeesten
Winkler Prins, J.
Schilders in het Gooi


Onder de dertien nieuwelingen in deze derde collectie Tachtigers en Tachtigerachtigen zijn opnieuw twee vrouwelijke auteurs. Het schiet niet erg op zo. Maar we moeten natuurlijk niet vergeten dat er in dat grijze verleden door dr B. louter letterkundige maatstaven werden gehanteerd...




donderdag, maart 16, 2023

Hap-snap 2 - Naar Boeken is het soms moeilijk zoeken

Misschien is het de lezer dezes niet ontgaan dat ik de laatste tijd aan het lezen ben in een bloemlezing die ik ooit, nog voor ik mijn vervroegd pensioen inging, voor weinig tot geen geld aangeschaft heb op een ad hoc-boekenbeursje aan de Drift te U. Het boek heet voluit: Een pic-nic in proza. (die punt staat erachter op de titelpagina) en het betreft, meer in het bijzonder, de 'tweede[,] veel vermeerderde druk' en is uitgegeven te Amsterdam door S.L. van Looy anno 1900.

De eerste druk (beter: de eerste uitgave, want de inhoud is nogal anders) heet: Een pic-nic in proza. Bloemlezing uit "De Nieuwe gids". Deze stamt uit 1893, beslaat 225 bladzijden, is uitgegeven door S.L. van Looy en H. Gerlings te Amsterdam, en is gedrukt door H.C.A. Thieme te Nijmegen (zie Google Books). Het boek zag het daglicht in twee uitvoeringen: een ingenaaide versie en een versie gebonden in een band naar een tekening van G.W. Dijsselhof (respectievelijk 2,25 en 2,90 gulden). Wie de bloemlezing heeft samengesteld, staat nergens vermeld, in het boek noch in de digitale wereldbibliothekencatalogus.

In tweede druk, die dus eigenlijk geen volgende druk is, maar een gewijzigde, want 'veel vermeerderde' uitgave, en die 393 bladzijden beslaat, is naast proza uit de Nieuwe gids ook werk opgenomen 'van de schrijvers [...] die sedert '85 toonen van dezelfde geaardheid te wezen.' Een spannende en intrigerende aanvulling c.q. verbetering, nochtans een verandering. 

Dit dikke boekwerk, gedrukt bij De Erven J.J. Tijl te Zwolle (nog een argument om niet van een tweede druk te spreken), is samengesteld door een zich noemende Dr. B. Graag zou ik in het pseudoniemenboek hebben opgezocht wie zich achter deze pluimnaam zou verscholen kunnen hebben, maar dat is bij een van de verhuizingen van mijn bibliotheek in de afgelopen jaren door mij persoonlijk geschonken aan een goed doel, zo'n kastje langs de straat of een oudpapiercontainer. Internet, die veile vraagbaak, levert me niet gauw iets vertrouwenswaardigs. Op grond van enige eigen Tachtiger-expertise gokte ik op dr. H.J. Boeken als de schuilgelegen bloemlezer.

De DBNL zegt scans van deze uitgave te hebben opgenomen. Opmerkelijk is dat in die scans op de titelpagina 1899 als jaar van uitgave staat terwijl in mijn fysieke exemplaar, met overigens gelijke gegevens, duidelijk 1900 in drukinkt op het machinaal vervaardigde, gevergeerde papier staat. De DBNL heeft het boek verder opgenomen als zijnde een publicatie van Frederik van Eeden ('Frederik van Eeden, Een pic-nic in proza. 1899') terwijl er in mijn exemplaar en ook in de scans van de DBNL echt Dr. B. staat onder het 'Iets vooraf', een tekst die doorgaans geschreven is door de eindverantwoordelijke samensteller annex bloemlezer, ook wel redacteur genoemd. Een dergelijke inleiding annex verantwoording ontbreekt trouwens in de eerste druk/uitgave. Ik denk dat er een DBNL'er heeft zitten slapen, want in de eerder al genoemde digicatalogus staat alleen maar aangegeven dat het boek bijdragen bevat van de volgende auteurs... en dan volgt, om mij onbekende redenen, alleen de naam van wie de Tachtigers soms vriendelijk Fré noemden en van wie een bijdrage deze literaire tuil opent. Van Eeden is dus wel één van de auteurs van wie werk is opgenomen, maar hij is niet de samensteller.

De digibibliocatalogus noemt doctor Foeke Buitenrust Hettema als de ware naam van Dr. B. Let op, in de nadere beschrijving staat bij het kopje 'oplage': 2de, veel verm. dr., herdr. Dit zou dan de tweede druk (anno 1900) kunnen zijn van de tweede uitgave (oorspronkelijk uit 1899), die op zijn beurt weer een heruitgave was van de beknoptere eerste uit 1893. Uit de aantekeningen in de catalogus is af te leiden dat dat J.B. Heukelom de ontwerper is van het omslag van deze tweede druk/uitgave; en als je goed kijkt (klik op de foto voor een vergroting), zie je zijn initialen op het voorplat staan. Zowel Heukelom als Dijsselhof figureren in de studie Het boek als nieuwe kunst van E. Braches.

In 1904 verscheen een derde, nog weer veel vermeerderde uitgave, wederom bij S.L. van Looy, door dezelfde drukker gedrukt, en voorzien van een vrijwel gelijkluidend woord vooraf. Het is een forser boekwerk nu, in twee banden, met maar liefst 681 pagina's; de bandversiering is dezelfde als die van de tweede druk. Het boek is raadpleegbaar via Delpher.

De hypothese dat Boeken de samensteller zou kunnen zijn, heb ik in geen velden of wegen kunnen onderbouwen. Alle samenstellerseer blijft dus gaan naar dr F. Buitenrust Hettema (1862-1922), die volgens de DBNL in 1898 onder hetzelfde pseudoniem een Inleiding op dichterstudie heeft gepubliceerd.

De enige bijdrage van Hein Boeken, de andere dr B., aan de tweede druk van de Pic-nic gaat over 'De kunst en de maatschappij'; het is het derde hoofdstuk uit Toekomst, uitgegeven door, alweer, S.L. van Looy, aldus de bronvermelding op p. 330 van de Pic-nic. Dit hoofdstukje van vijf en een halve bladzijde is een hoogdravende cultuurgeschiedenis in zevenmijlslaarzen, met in ieder geval een zin die mijn aandacht trok:

Veel is er geduchts in deze wereld, maar niets is er geduchter dan de mensch.

Daarom wilde ik wel wat meer weten over dat boek Toekomst. Maar meer dan dat het Literatuurmuseum onder die titel in totaal drie vellen manuscript van Boeken schijnt te bezitten, ben ik niet te weet gekomen. Is het (boek) er nooit van gekomen? Er is wel een redevoering door H. Schaepman uit 1891 onder die titel te vinden via de DBNL. Maar dat is een heel ander paar mouwen. Boeken heeft zich bepaald niet onbetuigd gelaten als medewerker aan de Nieuwe gids, maar iets wat ook maar enigszins tendeert naar een gelijkenis met een studie als Toekomst en handelend over 'De kunst en de maatschappij' kwam ik er al bladerend niet in tegen; wel veel sonnetten.

zaterdag, maart 11, 2023

Hap-snap 1 - Bloemen lezen

Ik ben inmiddels bijna tweehonderd bladzijden lang verdiept, nou ja: serieus aan het lezen in de tweede, vermeerderde druk van Een pic- nic in proza (1900), een bloemlezing – ingeleid (en naar ik aanneem ook samengesteld) door iemand die zich ‘Dr. B.’ noemt, en die waarschijnlijk F. Buitenrust Hettema is – van proza uit de Nieuwe gids, na de eerste druk ‘belangrijk vermeerderd’ met werk van schrijvers ‘die sedert ’85 toonen van dezelfde geaardheid te wezen.’ Alleen twee stukken van Frederik van Eeden (het eerste en derde in deze tuil) heb ik tot nu toe keihard overgeslagen (het eerste is een fragment uit De kleine Johannes, waar ik niet zo veel aan vond toen ik dat ding ooit in z’n geheel moest lezen, het tweede is ‘Een sprookje van Windekind’ uit de Nieuwe gids, en dat is vast van hetzelfde zeurlaken een Johannes-pak).

Ik (om ook de tweede alinea maar met dat woord te beginnen) kijk mijn ogen uit aan al de menselijke eenzaamheid, ontgoocheling en doodsdrift naast alle écriture artiste die er in dit veldbouquet wordt uitgeleefd. Het is wat mij betreft niet van alles meer even goed voorstelbaar dat mensen er destijds bijster enthousiast over zijn geweest, maar gelukkig kan ik tussen de bedrijven door genieten van het boekwerk als materieel, typografisch product (en er m’n Instagram-account mee verluchtigen).


Een mij onbekend poëticaal vertelsel van Hélène Lapidoth-Swart is net zo pathetisch en doortrokken van zelfmedelijden als haar rijmende teksten, heb ik inmiddels geleerd. En, tweede leerpunt: het proza van Herman Heijermans jr. kan me absoluut niet bekoren, al was het maar wegens veel te veel puntjes tussen de zinnen waar toch al weinig literairs aan te beleven is, zowel formeel als inhoudelijk. Verrast in meer positieve zin werd ik door een verhaal van J. Hora Adema, ‘De oude dokter’, mijn aandacht werd althans geprikkeld door een vergelijking erin en door een andere (mogelijke) stilistische eigenaardigheid.


Eerst de hele vergelijking en de zin waarin ze is opgenomen:


Omringd door dik struikgewas en hoog opgegroeide boomen met dikke massieve bladerkronen, lag daar het kerkhof als een groot stuk zwart verdriet te midden van het in de avondzon zachtkleurige er om heen.


Opmerkelijk vind ik de vergelijking van iets concreets, ‘het kerkhof’, met iets abstracts, ‘een […] verdriet […].’ Meestal werken vergelijkingen en metaforen, dacht ik, andersom: ze verbeelden en concretiseren iets abstracts door het (impliciet) juist met iets concreets, iets voorstelbaars, iets zichtbaars te vergelijken. Dat zag Hora Adema wellicht ook zo, en dus pimpte hij de beschrijving van dat abstracte ‘verdriet’ met wat typisch concrete eigenschappen, namelijk kleur, met de woorden ‘zwart’ en ‘zachtkleurig’. In één moeite door concretiseerde hij het verdriet en noemde het – met een tamelijk armzalige metaforiek – ‘een groot stuk […] verdriet’. Dus om een concreet iets te kunnen vergelijken met een abstract iets, moest hij dat abstracte bínnen de vergelijking concretiseren en van een (erg clichématige) kleur voorzien; alleen zo kon hij het kerkhof toch nog contrasteren met zijn boomrijke omgeving. Omslachtigheid van zegging is de Tachtigers en auteurs die van eenzelfde geaardheid zijn niet te ontzeggen.


Die kerkhofomgeving duidt Hora Adema, als ik hem goed begrijp, aan met een (door een aan het Engels ontleende wijze van spatiëren gevormd) samengesteld zelfstandig naamwoord: ‘er om heen’. Twee bladzijden verder gebruikt hij zijn huisbakken neologisme nog eens: ‘het zwart somberende er om heen’. Je moet zo enorm gespitst zijn op hun fijnzinnig tastende formuleringen bij die Tachtigers en neo-Tachtigers...


... of maak ik het in mijn lectuur al te écriture artisterig en lijd ik na het lezen van een paar honderd bladzijden linguïstisch impressionisme aan een syntactische blikvernauwing en is ‘er om heen’ gewoon maar een achterop geplaatste bepaling van plaats bij ‘het zachtkleurige’ respectievelijk ‘het zwartsomberende’, wat twee doodnormale gesubstantiveerde kleurbepalingen zijn?


Je weet het maar nooit met die impressionistische mooi(be)schrijvers van de in wezen toch wat ellendige en treurige en kommervolle negentiende-eeuwse werkelijkheid.


Benieuwd wat ik nog tegen ga komen, lees ik weldra verder. Ik heb nog ongeveer honderd bladzijden te gaan in het eerste deel, dat in het voorwoord de titel ‘Woordkunst’ krijgt toebedeeld (het tweede deel heet daar: ‘Over woordkunst’). De teksten in het eerste deel zijn in de deze tweede druk, ‘zoveel mogelijk geregeld naar t moeilijke van de schetsen en fragmenten; naar het min of meer afwijkende van gewone stijl en taal’. Hoe verder je komt, hoe Tachtigerlijker het dus wordt; een blik in de inhoudsopgave leert me dat ik Frans Netscher nog voor de boeg heb, en Stijn Streuvels, Delang, Jac. van Looy, G. van Hulzen, A. Aletrino, Arij Prins en L. van Deyssel als hoogstwaarschijnlijk knetterende klap op de vuurpijl.


In dat licht is het wel interessant dat de twee stukken van Van Eeden helemaal aan het begin zijn geplaatst; net zoals het eerste nummer van de eerste jaargang van de Nieuwe gids destijds opende met een lap tekst uit zijn idealistische De kleine Johannes, niet een typerend staaltje van de proza-vernieuwing van Tachtig.