Gisteren was
Haarlem aan de beurt.
Leuke stad, qua winkels onder andere; en het
Frans
Halsmuseum.
Daar kom je, vanuit de trein, door eerst door die winkelstraten te lopen en dan te verdolen in een veel stiller stuk, tot waar je het
Oudemannenhuis binnen kan gaan.
Vivat Museumjaarkaart: alle deuren gratis open.
Je moet, eenmaal binnen, nog onder een gigantische, stenen dame doorlopen, onder wie gebeiteld staat:
Nutrit et emendat.
Het is me nu niet duidelijk of dat op de oude mannen van weleer of op de er thans uitgestalde kunst slaat.
Het lijkt me overigens een mooi motto voor het
Huygensinstituut.
Haar eenmaal gepasseerd, wist ik uit de krant, is daar nu te zien: '
Haarlemmers in druk; een keuze uit de collectie portretgrafiek van A.G. van der Steur' (20 september 2006 t/m 10 december 2006).
Met onder andere het hierbij
gereproduceerde conterfeitsel van Coornhert door Goltzius; daarnaast nog vele andere be- en onbekendheden.
En ook - niet Gouden-eeuws - een staalgravure van Beets.
Dan zie je goed het verschil in technieken en mogelijkheden tussen koper en staal.
Ga maar kijken, 't is maar één zaaltje.
In de andere zalen was ik lang geleden al eens geweest, en ik moet bekennen dat ik er een beetje lacherig van werd: al die belangrijke dames en heren met kragen en hoeden en dikke buiken en van die wijzende en wapperende handen.
Of flinterdun geschilde citroenen naast halfgevulde of omgegooide roemers.
Goltzius kon - dit ter zijde - wat mij betreft beter tekenen en graveren dan schilderen; het grafisch werk heb ik een tijd terug gezien in Amsterdam; zijn te Haarlem hangende, be-eikeloofde blote goden en godinnen hebben allemaal een ernstige ziekte aan bot- en spierenstelsel.
Het is duidelijk dat ik ook nog even naar de Vleeshal moest. Dacht ik. Maar daar kan ik achteraf echt veel genuanceerder over oordelen. Wat een depressieve en in één geval tot ver over de ranzige grenzen van de perversie heen reikende troep als daar hangt te hangen of anderszins ten toon gesteld is. Van Hals werd ik al niet echt manisch, maar na Philip Akkerman was ik al toe aan zware medicatie. Wie is Akkerman? Akkerman is niet de meest appetijtelijkste Nederlander (kan hij niets aan doen, weet ik) die evenwel niets beters weet te doen dan zijn eigen facie na te schilderen; met of zonder hoedje, en in 95 % van de gevallen straf naar links blikkend (dat zou hij wel eenvoudig kunnen nalaten, dat schilderen zowel als dat blikken). Het schijnt hier 'een grote variëteit aan stijlen en technieken' te betreffen. De man heeft, moet je weten, al zeker 2400 keer zijn eigen bakhuis in de verf gezet. Maar ik kon de gedachte niet onderdrukken dat het hier een leeggeschudde doos uit het archief van de Rekkensche Inrichtingen of zo betrof, met zelfs uit therapeutisch oogpunt afgekeurde Van-Gogh-portretprobeersels van de tweelingzus van Charley Toorop. En dan hoefde ik alleen nog maar de productie van 2006 te zien; al gauw zestien strekkende meter strak naast elkaar gespijkerde smoelen. Dustin Hoffman als Rain man kon ik nog wel hebben; dit ging me wat ver.
Ik snel door naar de fotografie, maar daar struikelde ik over de geportetteerde alcoholisten, stoppelige puberschaamstreken en brandwonden. Echt, ik verzin niks. Op sommige momenten wil ik wel luisteren naar de theorieën over conceptuele ontregelingen, maatschappelijke bewustwordingsprocessen en zo die daarachter schijnen te schuilen, maar daar was deze woensdag dus niet voor geschikt.
En toch, wetend dat ik nog niet vaak een goede videoinstallatie heb gezien (niet zo lang geleden eentje waarop in voortdurende herhaling en uit verschillende hoeken te zien was hoe iemand zich op een desolate binnenplaats aan een boomtak verhing; zwart-wit, natuurlijk; wel met goede muziek eronder; was dat in Van Abbe?) Maar hier in de Haarlemse Vleeshal was een zich kunstenaar noemende borderliner aan het werk geweest. Technisch zeer kundig, dat zeker. Het betreft een goed geritmeerde omzetting van foto's in een film; zwart-wit, en, goed gekozen, zonder muziek. IJzingwekkend. Om afstandelijk te blijven, citeer ik de tekst van (gruwelijke coïncidentie) de Vleeshal:
'Chen Chieh-Jen (Taoyuan, 1960) geldt op dit moment als een van de meest vooraanstaande kunstenaars van Taiwan [deze kwalificatie doet me trouwens denken aan een fantastisch nummer van Tom Waits: I'm big in Japan]. Zijn videoinstallatie ‘Lingchi – Echoes of a Historical Photograph’ is een filmische reconstructie van een terechtstelling uit 1905 in China, waarbij een man levend in stukken werd gesneden.'
Dat laatste mag je je zo concreet als je je maar kunt voorstellen, voorstellen, en dan met zeven vermenigvuldigen, en eventueel getroost door de wetenschap dat de man eerst een dosis opium kreeg toegediend waar je een roedel merries uit Marum mee onder zeil kan krijgen. En die meneer Chieh-Jen verbindt dat geheel dan eventjes met de huidige sitautie in Taiwan door af en toe ook een oude fabriek te filmen. Ammehoelaenmenooitniet.
Na dit alles is het wat Cor van de Laakerig om op te merken dat de foto's op de bovenste verdieping aardig zijn. Het betreft hier overigens nauwelijks kunst, maar kunstig gerangschikte nieuwsfoto's (met een vrij hoog Bert Haanstra-gehalte). Alle dagen van het jaar zijn vertegenwoordigd met een foto uit het archief van het Haarlems dagblad, maar de foto's komen uit allerlei jaren door elkaar heen. Een tijdsbalk dus, die het ook weer niet is. Ja, eenvoudige verwarring kan ik wel aan.
Loop ik terug naar de trein, zie ik een rijtje uiterst verkrottende panden met daarnaast een gigantisch bord, waarop geschreven: 'Houdt Haarlem in ere / en blijft restaureren'. Even later blik ik terug om het te noteren, zie ik dat het geen aanvoegende wijs is, maar een aantonende, want ondanks de hoofdletter staat op subjectspositie de naam van een aannemer.