vrijdag, december 29, 2006

Oud papier, of: Never a dull moment

Na een riante stedentrip met Dieuwke (het ene pars kroost op pad met vriendin, het andere op de sintelbaan met klasgenoot) langs en door maar liefst niet minder dan hoogtepunten als Geldermalsen, Tiel en Buren, verdergegaan met het opruimen des studeervertreks. Wie poogt te schrijven, schrijft wat; wie schreef, bewaarde wat; en wie studeerde, schreef nogal wat, ik althans wel, en bewaarde. Wie wat bewaarde en het nimmer inzag moet op een gegeven moment toegeven dat er te veel is en alleen maar stof vergaart. Uit(t)reksels van geleerde werken voor tentamens in de specialisatiefase van de studie (waaronder 3,5 kg voor de Algemene A-kern), proefschriftrestanten (stegen, utopieën en impasses), misschien ooit begrepen, ultiem lucide schema's van de inmiddels al zo lang betreurde co-promotor

Dr. Redbad Fokkema aan drs. Fabian Stolk, zonder datum, ultimo 18 mei 1999

(Die bewaar ik). Slimme (dan wel: verhoopt slimme) (eigen) invallen tout court, knipsels uit HP, VN, NRC, Volkskrant en wat al niet van je weet maar nooit waarom wie (alles pre-LiteRom), nog meer invallen, leesnotities, lectuuraantekeningen, preparatie van colleges, videobanden per strekkende meter van Lucebert via Höweler tot Campert en Van Ostaijen, voor middelbare en universitaire onderwijsdoeleinden huisbakken, minimaal driemaal dik een halve meter kaartenbakkaartjes ('fiches', volgens good old Van Buuren - Fons, dus - tijdens de colleges Basisapparaat - over (be)treuren gesproken, curriculair gezien dan), nog meer knipsels met foto's van toen bij lange na niet maar nu zeer beroemde auteurs, die je werkelijk nauwelijks herkent (een nog schijnbaar authentiek langharige L. de W. in een tijd dat hij over zijn nek moet zijn gegaan bij alleen al het denken aan de eerste lettergreep van zijn hedendaagse schrijflijfblad, een grootbebrilde Rosenboom, Jan Kuijper in allerlei staten van beharing, Robert Anker met snor en die ietwat weigerachtige angstogen, misschien toen hij zijn Austin Healey nog had, de toen al evenals nu even omnipresente recensent Rob Schouten) en vooral ook veel verdwenen namen. Stuiveling over de vorm van Dèr Mouws vers, Van der Merwe over die herlading van die woord in die poësie van Gerrit Achterberg, Helen Gardner over The Composition of Four Quartets, 'Cervenka, Bedeutungsaufbau, p. 67-68 over het symbool (à la Peirce) dat in lit. via schijn-etymologie (vaak) tot gemotiveerd teken wordt', waar dan weer een Post-it op zit dat verwijst naar Voeten, Neem uw bed op..., p. 48, 49, 55. En vergeet vooral niet: John K. Primeau, 'The Influence of Gottfried August Berger on the "Lyrical Ballads" of Wiliam Wordsworth', en een afschrift van het kladje van 'Reisflits/ Baedeker/ Topografie' door Gillis Dorleijn, de toenmalige editietechneutst die ik aan het begin van m'n proefwerk niet zonder vrucht raadpleegde (dat bewaar ik dus ook), een heel schrijfblok - zuinigheidshalve van instituutswege gefabriceerd van achterhaald briefpapier van 'Instituut De Vooys voor nederlandse taal- en letterkunde' aan de Emmalaan - vol bibliografische aantekeningen voor, ja, voor wat?

 Versozijde van notebloc van versozijde van verouderd postpapier, toen Instituut De Vooys verhuisd was naar de Padualaan, dus (?) na 1980, toch?

Drie folioschriften vol observaties betreffende het kladstadium van 'Cross country' van Gerrit Achterberg, en al die leesverslagen van al die literaire werken van dat enorme tentamen Aspekten van de moderne letterkunde, of hoe het toen ook heette, nou ja: 'de' lijst van moderne: 79 nummers van 1766 tot heden in niet minder dan 3,5 kg excerpt, deels gemaakt toen ik nachtwaker was in het bejaardenhuis Tolsteeg... Kortom: 27,5 kg papier, ik donder het allemaal in een grote zeecontainer zodat de basisschool hier ter wijke met het ervoor verkregen geld nieuwe wipkippen en slagbalafslagpalen voor kan kopen.

donderdag, december 21, 2006

Een grapje...



... dat mag, zei Gerrit Kouwenaar al. Deze kwam ik tegen op de home page van Dario Benedetto, een van die Romeinen die Marek van der Jagt ooit onthulde.

dinsdag, december 19, 2006

Doorgaan

Dat was vorige week donderdag al het devies: gewoon doorgaan met blijven kijken en luisteren, want over echt Aischylisch theaterzitvlees blijk ik anno 21ste eeuw toch niet te beschikken. En het doorgaan werd beloond want toch was Oresteia wondermooi. Het inzetten van de/het grondstof als theaterelement is een formidabele vondst, zeker wanneer het op het einde heel goed de suggestie weet te wekken van bloeddoordrenktheid. En de relevantie voor het heden van een 2500 jaar oud stuk is ook enerverend.

Doorgaan geldt ook de geschiedenislezer die ik blijk te kunnen zijn, want ik heb een ruim 600 bladzijden dik boekwerk uit de kast getrokken waar ik het zes jaar geleden na onvolledige lezing in had gezet (gelegd, om eerlijk te zijn: mijn planken zijn krap bemeten in de hoogte): Jan Bank en Maarten van Buuren, 1900: hoogtij van burgerlijke cultuur. Met medewerking van Marianne Braun en Douwe Draaisma. SDU, Den Haag 2000.




Opmerkelijk, dat het verschuiven van het perspectief ten opzichte van die Geschiedenis van Amsterdam, een andere beeldvorming lijkt te impliceren. Bank en Van Buuren werken in het kader van de 'Nederlandse literatuur in Europese context' en bezien de boel rond 1900 (wat wil zeggen tot en met 1914 ongeveer). Anders dan Aerts en De Rooy (als ik het goed zie) hebben zij meer oog voor de tegenkant. Aerts en De Rooy roepen een beeld op van een stad die, vanuit de stagnatie na de Franse tijd, zich op allerlei terreinen - van bestuur tot riool - ontwikkelt tot een zich ontplooiende, moderne wereldstad. Maar hoewel het woord 'hoogtij' de titel domineert van het boek van Bank en Van Buuren, is er al op de achterkaft sprake van twee typerende onderwerpen die centraal staan: secularisatie en decadentie. Zeker dat laatste heeft (ook) een negatieve connotatie. Zo opent het twaalfde hoofdstuk, over 'Decadentie en antidecadentie in de Nederlandse poëzie', aldus: 'Het Europese fin de siècle ging gebukt onder het besef van het toenemend verval en de naderende ondergang van de Westerse beschaving. De dreiging van een alomvattende decadentie tekende zich al af rond het midden van de vorige eeuw'. (485)

Da's dus midden in de 19de eeuw, plusminus het moment dat Amsterdam uit de kluiten schoot. Een dergelijk relativerend kader heb ik bij Aerts en De Rooy, meen ik, niet gezien. Bij Bank en Van Buuren komt iets als de bouw van het Amsterdamse Concertgebouw plus de oprichting van het bijbehorende orkest veel duidelijker te staan in het kader van een bredere culturele poging tot opstoting in de vaart der volkeren, die zij wel degelijk ook onderkennen. Maar ook in de afsluitende 'Terugblik', die begint bij de Eerste Wereldoorlog, krijgt de degeneratie veel aandacht.

Het verschil tussen de dichters van Tachtig en die van Negentig, dat te maken heeft met vaart repectievelijk verval, wordt geschetst aan de hand van de thematiek van Natuur en Bloemen. Globaal is dat wel in orde (denk aan Gorters frisse Mei-bloeisels versus Leopolds gekneusde donderroode rozen), maar meer in het bijzonder over Perk staat er mijns inziens een ietsiepietsie onzin: 'Bloemen zijn, ook voor hem, rouwbloemen, die geassocieerd zijn met de dood van Mathilde, aan wie hij zijn enige bundel (Mathilde, een sonnetenkrans, 1882) opdroeg. Maar Mathilde komt, net als de bloem die haar verbeeldt, in een volgend seizoen terug en leidt Perk triomfantelijk naar zijn bestemming: dichter te zijn.' (491)

Mathilde - ben ik zo vrij hier even op te merken - gaat helemaal niet dood in die gedichten; zij maakt 'het' om redenen des geloofs uit en wordt na veel lijdens door de ik-figuur gebeatificeerd. Dat's andere koek. En Perks enige bundel heet: Gedichten, en ook die is niet aan Mathilde opgedragen, al bevat hij wel een afdeling getiteld: 'Mathilde; een sonnettenkrans in vier boeken'. Maar als een roman Eline Vere heet, dan zeg je toch niet dat die aan haar is opgedragen? En rouwbloemen bij Perks Mathilde?

Wanneer de moeder van het licht weêr licht,
En voor heur goud den zwarten mist doet wijken,
Dan laat ze 'er stralen langs de bloemen strijken,
En dankbaar doet elk bloemeke zijn plicht.

Zoodra de bloem de lieve zon ziet prijken,
Dan wolkt ze wierook op in wolken dicht,
En geurenmoeder wordt het moederlicht...
Ik moet, Mathilde, u aan de zon gelijken!

Gij zijt de moeder van deez' liederkrans:
Gij hebt dien met uw zonneblik geschapen
In 't zwarte hart; zoo 't glanst, is 't door úw glans.

Een wel heel verlichte vorm van rouw. Dan:

'k Zag in uw oog een glimlach en een traan,
Blauw bloempje, waarin morgenparels blonken;

Eén traan maakt nog geen rouw. Dan:

De Sfynx, op geuren boven de' open mond
Der blonde bloem, en in den diepsten grond
Der keel wringt hij de tong, naar honig strevend;

Maar, oelala, even later worden nachtvlinder en bloem aangeduid als ''t stoeiend paar, van vreugde bevend'; dan denk ik niet meer aan rouwen. Vooruit, deze dan:

Uw schoonheid doet mij bidden tot den engel
Der bloemen, dat ge altijd zoo schoon moogt wezen,

Op bloemengeuren stijgt haar naam omhoog -
Met uwe bloemen krans ik u de slapen,
Uw eigen schepping leg ik om uw hoofd;
Zoo zij uw naam voor eeuwiglijk geloofd! -

Dat noem ik dan beatificeren. En tot slot - want mijn selectie is een beetje flauw, maar niet minder selectief dan de suggestie die Bank en Van Buuren doen - gedicht XXXV 'De roos':

Een zaadje - een loovertwijg - gij zijt verrezen,
O, volle, reine roze, op slanken stengel, -
En 'k heb u lief, en bij uw zoet gebengel
Op de' uchtendwind, tril ik van huivrend vreezen:

Uw schoonheid doet mij bidden tot den engel
Der bloemen, dat ge altijd zoo schoon moogt wezen,
En bij uw sterven staar ik als verwezen,
Wijl ik in dooden dauw mijn tranen mengel:

Ik juichte toen gij wierdt en waart, en weende,
Toen gij ter aard vielt: 'k overzie uw leven,
Dat mij door kleur en geur genot verleende;

Ik dank voor alles, wat gij hebt gegeven...
Doch waarom klopte 't hart mij, toen ik meende,
Dat ik Mathilde en liefde in u zag sneven?

vrijdag, december 15, 2006

Al Gore, Ixelles-Bruxelles 1884?

Vanuit de Rue Souveraines, waar hij verbleef om te ontkomen aan de schutterijverplichtingen die in Nederland op hem rustten, schreef Willem Kloos in 'November 1884' aan Jac. van Looy:

'Amicissime, 't Schijnt hier in Brussel geen winter te worden. We hebben nu al, ik weet niet, den hoeveelsten November en 't weer is nog zoo mooi, dag aan dag, of het lente was. Gisteren en vandaag is het eindelijk wat kouder geworden. Maar den regen en wind van het barre Noorden ken ik niet meer. Ja eens, is er nog een bui geweest. De hemel had zich den heelen dag goed gehouden, en vroolijk rond gekeken met zijn éene zonnige oog. Maar daar scheen toch iets aan zijn geluk te haperen, want toen het donker was en niemand het zag, is hij eventjes heel gauw en heel hard uit gaan huilen. Maar den volgenden morgen lachte hij weer zoo helder, als een kleine jongen van vijf jaar.'

Iets anders, het verloren gewaande boek:

Nog wat anders: afgelopen woensdagavond heb ik in Nijmegen, onder het vriendelijk wakend oog van professor Joosten, wien het goed was weer eens te zien en te spreken - voor het eerst in zijn nieuwe, maar ook oude, academische biotoop -, gastcollege gegeven over Joe Speedboot, van Tommy Wieringa, die, als het goed was gegaan, gisteren reeds de hem zozeer gegunde Bordewijkprijs in ontvangst had kunnen nemen, maar door omstandigheden nog even wachten moet (naar we mogen vrezen tot het bekroonde boek drie jaren oud is).

woensdag, december 13, 2006

Blond?

Hóógblond! Kleurt mooi bij mijn kaken momenteel. Allemachtig. In een zucht naar de roos, om en zo weinig mogelijk quasi-treffers te genereren, had ik zo veel mogelijk zoektermen ingevoerd: ik wist immers toch al welk boek ik moest hebben. Een precisieschot, geen hagel. Dacht ik. Maar zie nou toch eens aan. Blijkt dat ik mijn bron vertrouwd heb.

Moet je niet doen. G.H. 's-Gravesande noemt in zijn Geschiedenis van De nieuwe gids (p. 104) de bundel Studiën en kritieken van W.G. van Nouhuys. En die vond ik ook zo beschreven, uiteindelijk, in de kadalochuz van Hinderickx & Winderickx. En zo héét dat boek ook, althans blijkens het halflederen omslag. Maar een béétje bibliofiele bibliograaf, zo leerde ik al van Fons van Buuren, ontleent zijn titelgegevens natuurlijk niet aan een omslag, maar aan de titelpagina (omineuze aanduiding). En op die titelpagina, ook van de in halflederen band gebonden uitgave, die overigens gewoon in de LB te Utrecht aanwezig is, staat: Studiën en critieken, met een c dus. Met een kleine conversie, in WNT-taal: Voor woorden bij de K niet vermeld, zie men ook bij de C. Fokas Holthuis heeft de titel wel goed. Moge dat ook even gezegd zijn.

dinsdag, december 12, 2006

Zoektochtje

Op zoek naar: NOUHUYS, W.G. VAN Studiën en kritieken. Amsterdam, v. Holkema & Warendorf, 1897, 1e dr., halfleer, 276 pp. Met stukken over Marcellus Emants, Willem Kloos, Frederik van Eeden, Hélène Swarth, L. van Deyssel, Maurice Maeterlinck, Ada Negri en Friedrich Nietzsche. Vond het boek niet in UB Utrecht, noch via Picarta. Vervolgens wel via Antiqbook, dat naar de Oudegracht leidde. Maar helaas, het boek was bij de doorgaans toch onvertroffen Hinderickx & Winderickx niet (meer) aanwezig, ook niet na herhaald zoeken, bijgestaan door Hin- dan wel Winderickx, die zelfs in de krochten van het pand afdaalde. Inmiddels teleurgesteld te huis teruggekeerd, het boek alsnog gevonden in de KBcatalogus; blijkt dat ik naar Den Haag moet om de microfiches van de niet uitleenbare bundel in te kunnen zien. Toen (ik ga niet voor eén boek naar de eiberstad) nog eens via Boekwinkeltjes gezocht, en - verrassing - gevonden, bij Fokas Holthuis, ook te Den Haag. Nu afwachten of dat niet ook een dode mus is. Tot troost maar deze aangeschaft bij H&W:


Marcellus Emants, Lilith; gedicht in drie zangen. 2e, gew. dr. H. Pijttersen Tz, Sneek 1885


De tekst had ik natuurlijk al, in fotokopie, en wel de uitgave van Cram-Magré. Maar er gaat weinig boven een originele tweede druk uit 1885, uitgegeven door H. Pijttersen Tz. te Sneek, die ook de eerste druk van Perks Gedichten uitgaf. Een lief klein boekje (11,5 x 17) met versiering boven, en een rood kader om de tekst; voor het eerst verkocht door Boek- en kunsthandel Firma H. ten Hoet te Nymegen, en nu door mij overgenomen uit de boekerij van Hans van Straten, die er een heel lelijk ex libris in heeft geplakt.

zondag, december 10, 2006

Even iets anders

Dit zag ik zaterdag en kiekte ik heden, op pad voor m'n andere logje.

Jacobitoren 10 december 2006

'Wat is daar nu zo mooi aan, jongeman?' Zo sprak mij een oudere dame met een groen hoedje aan. 'Dat je die oude Jacobikerktoren kan zien in de gevel van dat moderne gebouw ertegenover', snoerde ik haar de mond niet. 'Correct', zette zij de dialoog monter voort. En na een tijdje bleek dat zij dubbele ramen in haar huis heeft, waardoor ze naar voren kijkend de keuken achter kan zien, en dat ze in het voorjaar van 1940 nog in Rotterdam woonde, aan de Binnenrotte, waar toen ook al markt was. Maar waar ik aan dacht, toen ik de foto wilde nemen, was deze:

Reims, vanuit het portaal der kathedraal

en dat is dan een foto gemaakt in Reims, deze zomer. Verschil moet er zijn.

zaterdag, december 09, 2006

Goethe

Wil ik de frequentie van dit gebazel wat terugbrengen, stuurt me Gerard Bouwmeester een mailtje, waar ik, adel verplicht, wel op moet reageren. Want inderdaad, de eerste annotatie is klaar omdat hij, oud-Julia-collegiant, suggereert dat het wel de eerste van Goethe's 'Römische Elegien' moet zijn, waar Kloos & co. aan refereren:


Saget, Steine, mir an, o sprecht, ihr hohen Paläste!
Straßen, redet ein Wort! Genius, regst du dich nicht?
Ja, es ist alles beseelt in deinen heiligen Mauern,
Ewige Roma; nur mir schweiget noch alles so still.
O wer flüstert mir zu, an welchem Fenster erblick' ich
Einst das holde Geschöpf, das mich versengend erquickt?


Gerard citeert - onder vermelding zijner bron - digitaliter via http://gutenberg.spiegel.de/goethe/elegien/elegien.htm, en gelukkig (zoo olderwetsch ben ick somsch ook wel weêr) kon ik een en ander, via mijn destijds - dat wil zeggen: tijdens het college - aangelegde multomapje, controleren in: Goethe, Gedichte. Herausgegeben und kommentiert von Erich Trunz. Verlag C.H. Beck, München 1999, p. 157 (waaraan ook bovenstaand citaat ontleend is, want mèt een apostrofe na 'erblick'; het inspringen negeert Blogger). Als bladwijzer steekt er nog het visitekaartje van Marissal Bücher Librairie Allemande aan de Rue Rambuteau te Parijs, waar ik, toen net doctor, deze 'Einmalige Jubiläumausgabe zum 250. Geburtstag Goethes' kocht, een dag en twaalf jaar na m'n huwelijk, op zes augustus 1999 op terugweg van een heerlijke vakantie; een boek waar ik nog veel lol van gehad heb doordat ik het als voorbeeld-erfgoed-nazorg op kon voeren tijdens enkele introductiecolleges van ons instituut; maar dit terzijde.

G in I

Piquant détail qua 'Römische Elegien' is dat die dingen in handschrift nog heetten: 'Erotica Romana', en dat een van de reacties na eerste publicatie in het tijdschrift Die Horen was: 'Die Horen müßten jetzt mit u gedruckt werden'. (Goethe 1999: 581)

En hoe zou het toch met Gerard zijn, daar in 't gindse York?

donderdag, december 07, 2006

Hè hè

Dat zit erop: Julia - voor de zoveelste keer - volledig gecollationeerd. En er een doorlopende tekst van gemaakt, zonder de paginanummering en -scheiding van het origineel. Er kwam meteen naar voren dat er toch minimale verschillen in opmaak zijn doordat het eerste werk (het corrigeren van een OCR-scan van het origineel) door een groep studenten is verricht; het werken met een streng format heeft kleine, soms letterlijk marginale verschillen niet kunnen verhelpen; ook een enkele onverantwoorde ingreep kwam boven water. Het oog van de eenling moet dat soort dingen eruit zien te zeven. Het is gedaan. Nu heb ik een betrouwbare, snel doorzoekbare tekst. De verantwoording van editorische ingrepen is natuurlijk nu ook gereed. Ik kan verder. Bijvoorbeeld met annoteren. Zo moet ik weten waar dit op slaat: 'Schoon nog de stonde niet gekomen is, / Dat zelfs uw [d.w.z. Rome's] steenen tot mijn ziele spreken, / Zooals uw dichter [noot: Goethe] zong'.

Inmiddels ben ik tijdelijk verslaafd aan een baksteen van een bladzij of 640: R. Aerts en P. de Rooij, Geschiedenis van Amsterdam; deel III: hoofdstad in aanbouw 1813-1900. (SUN Amsterdam 2006). Uitmuntend weet het te beschrijven hoe het daar toen echt toeging; en ik ben nog niet op de helft, terwijl Kees - Volkskrant - Fens vond dat het boek pas daarna echt op stoom komt, en ik omwege Julia onder andere natuurlijk daar het meest nieuwsgierig naar ben. Is het tweede deel, vanwege alle te beschrijven dynamiek, chronologisch van opzet, het eerste, dat de Jan-Salietijd beschrijft, is thematisch, met alle aandacht voor gewone dingen zoals de drukte op straat, woonomstandigheden, de enorme stank, zowel in de zomer als des winters, het culturele leven, bouwgeschiedenis, wat al niet, zonder dat het boek vergeven is van de politieke en economische abstracta. Zeer concreet juist. Ook het bekende verhaal (dank je wel Joke, zonder jou was het mij niet bekend geweest) over de vroege 19e eeuw wordt heel helder geschetst, voor je ogen neergezet, met gevoel voor nuanceringen van de standaard. Veel illustratiemateriaal trouwens ook. Met op het voor-schutblad een plattegrond uit het begin, achter een uit het eind van de periode. Voor de hand liggend, en daarom niet minder goed.

Omslag, geleend van SUN-site

vrijdag, december 01, 2006

Langzaam uit het dal

Jawel, het bleek, bij de dokter, niet of-of, maar en-en. Met neusschotbedreigende medicatie weer aan de slag.

Tijd slijt, tempus fugit, en meer van die open deuren. Sakkerju, al 1 december. Lezen dus maar, bijvoorbeeld, in de vroege ochtenduren, over de geschiedenis van De nieuwe gids (ja ja, ken ik al jaren, maar nu om er toegespitste informatieën uit te puren), en oude nota's van een college erbij halen... en zien hoe mensen soms slecht kunnen citeren: waar een student citeerde: 'lofzang op het machtige eiland Sicilië', blijkt in werkelijkheid te staan: 'lofzang op het thans zoo ongelukkige en eens zoo machtige eiland Sicilië.' Daar word ik dan weer erg zenuwachtig van. En verder maar weer, dus, met collationeren van de tekst van Julia.

En daarna leesclubje. Was alweer heel geslaagd, geanimeerd, met weer andere deelnemers dan eerder. Ik blijf het daarenboven zinvol vinden omdat het immer relativerend is. Zo niet onderling, dan toch ten opzichte van de meningen der critici en des Anton-Wachterprijsjurys in dit geval. Vrolijkstemmend is dat evenwel niet. Niet om een mening door te drukken, maar toch: dit is de mijne.

dinsdag, november 28, 2006

Gezwicht, geveld

De peluw noodt mij nu ter rust. Want, sakkerju, het was niet meer te houden. Niezen? Blaffen, als een hellehond; stekende jeuk; spierpijn in nek en schouders; alle zakdoeken in huis zijn op. Dan maar tussen de klamme lappen, doezelen en dommelen, draadloos communiceren. Donderdag hoeft de dokter nog maar te kiezen: griep, of griep met allergie. Aju.

maandag, november 27, 2006

Dokterrrr!!!

Probeer ik de laatste feilen uit de tekst van Julia te zeven (ik ben bijna halverwege), moet ik zwichten voor wat ik nog steeds niet een allergie of een verkoudheid weet. Knettergek word ik ervan. Bonkende koppijn, stekende slijmvliezen, tranende ogen. Donderdag mag ik naar de dokter, die dan meteen zal denken dat ik al twaalf seizoenen coke snuif, want van de steunbeer van mijn bril is weinig over, zo voelt het.

Aan de voeding kan het niet liggen: gisteren voortreffelijke tagliatelle gedraaid, al zeg ik het zelf. En dan met niets dan boter en geraspte harde kaas, en een tomatensalade.

Allergisch voor gegrilde nachtschadevruchten, of voor farina de semola di grano duro? Of zou ik me coke hebben laten verkopen voor farina?

zondag, november 26, 2006

Achterberggelag

Het was weer Achterbergsymposium zaterdag. Zeer bijzonder, want Achterberg- en inmiddels ook Vestijkbiograaf Wim Hazeu was een van de sprekers. Dat betekent wel wat in de geschiedenis van het Achterberggenootschap, te meer daar het zeer gezellig was. Daar droeg ook de goedmoedige Wiel Kusters toe bij die Achterberg en Kemp belichtte. Een meer bekende Achterbergcontext werd belicht door Hans Werkman, die sprak over Achterberg en de PC-literatuur (niet Propria Cures, maar Protestants-Christelijk), meer in het bijzonder J.K. van Eerbeek. Al met al waren er dus maar liefst drie biografen, want Kusters werkt aan een bio over Kemp en Werkman is een tijdje terug gepromoveerd op zijn bio van Van Eerbeek, zoals Hazeu ook niet lang geleden op die van Vestdijk.

Persoonlijk vond ik de voordracht van Edwin Lucas veruit het meest intrigerend omdat die me meenam op een zoektocht naar werkelijk onbekend terrein: alle achtergronden van de vertaling van de bundel Stof (1946) via het Frans (1952) in het Arabisch (1961): هيولى , inclusief een voordracht van enkele gedichten en een vergelijking van de oorspronkelijke tekst met de naar het Nederlands terugvertaalde Arabische versie. (mijn Arabisch is van ver beneden zeeniveau, dus ik snap niet waarom ik plaatjes van de kopstoot van Zidane krijg als ik dat Arabisch stof intik in de Googleplaatjeszoeker; maar dit ter zijde)

Wie er niet bij was, kan het over een tijdje nalezen in het zevende Jaarboek Gerrit Achterberg. Moet je wel even donateur van de Stichting Genootschap Gerrit Achterberg worden

woensdag, november 22, 2006

Puntje puntje puntje

Heerlijk bezig geweest met te proberen de beletseltekens in Julia te uni-formeren. Maar iets ondershuids in MS Word wist te voorkomen dat het 100% geslaagd is, ook na drie keer. Zijn het niet de komma's, dan wel de mieren of de puntjes: de editeur blijft, laat ik zeggen: bezig.

Omslag Julia; particuliere collectie
Ja, ze ziet er wat slof uit; een beetje pimpen is wel gewenst. Dit exemplaar is een afgeschreven bibliotheekboek uit Den Haag. Maar liefst 121 jaar oud. Pagina 59-62 ontbreken, het middelste dubbelblad uit het derde katern. Het is een bijzonder exemplaar: het eerste katern omvat 28 bladzijden; katernen 2 en 3 elk 24 bladzijden, en katern 4 beslaat 12 bladzijden. Maar ja, het is ooit door de bibliotheek (ook) gebonden; goed beschouwen staat gelijk aan schade toebrengen. Misschien zie ik het niet goed genoeg. Maakt niet uit, ik ben dol op dit soort boekjes.

Titelpagina Julia; particuliere collectie

dinsdag, november 21, 2006

Stem

Stem morgen. En stem goed. Laat je niet afleiden door dat gezwatel over strategisch stemmen. Stem op een partij met een programma dat deugt. En nog een kieswijzer: een programma dat deugt, zegt verstandige dingen over onderwijs, kunst en wetenschap.
Onderwijsconsumptiebonnen zijn bijvoorbeeld heel onverstandige dingen. Lerarentekorten structureel te lijf gaan met onderbetaalde stageaires die nog ondeskundig en nog niet volledig opgeleid zijn behoort ook tot die categorie. Verder moet je het zelf weten. Maar stem!

maandag, november 20, 2006

Oogkleppen

Lezend in De productie van literatuur ben ik nu. En daar dwars doorheen even de Vestdijkkroniek, met vooral interessant: allerlei (eerder elders gepubliceerde) beschouwingen van Hazeus Vestdijkbiografie. Ook onthutsend, want sedert de Achterbergbiografie (achttien jaar geleden) is ’s mans biografische techniek er klaarblijkelijk niet op vooruitgegaan; maar nu kon hij er wel mee promoveren. Ik meen dat ik, als geverseerd Vestdijknegator, na doorzwoeging van de bio van Visser destijds, nu ontslagen ben van de verplichting deze bijna 1000 bladzijden te lezen.

Achterin het blad staat nog een beschouwing over het ontstaan van Terug tot Ina Damman. Die geschiedenis is interessant in het licht van de productie van literatuur omdat de uitgever, Doeke Zijlstra van Nijgh & Van Ditmar, die enorme debuutbaksteen Kind tusschen vier vrouwen, ten koste van weer een depressie van de auteur, niet wilde uitgeven, wat Vestdijk na een tijdje aan het denken en vervolgens omwerken zette. Zo zie je hoe uitgeversinstinct en –intellect midden in de economische crisis het wint van blinde creativiteit. De Doornse kluizenaar excerpeerde uit zijn 1119 bladzijden kopij toen eerst onder invloed van Joyce Meneer Visser’s hellevaart. Dat was in ieder geval minder dik. Meteen daarna punnikte hij Terug tot Ina Damman met een draad uit Kind tusschen vier vrouwen. Maar daar was de uitgever weer: die zette dat laatste boek als eerste op de markt (november 1934), en dat eerste een jaar later pas. Dat dat slim was, is - zeker terugblikkend - niet moeilijk in te zien. En dan kan je natuurlijk heel zuiver op de graat, zij het ook syntactisch mank, zeggen: ‘De volgorde waarin deze twee boeken verschenen, geven dus een onjuist beeld van de ontwikkeling van Vestdijks schrijverschap’, maar het lijkt me minstens zo interessant om met een wijdere blik de interactie tussen auteur, literaire vrienden (Eddy en Menno steunden Simon van harte), uitgeverij en economie uit te diepen.

zondag, november 19, 2006

Lente

April dit jaar maakte ik een foto van een tuinstruik (zie m'n andere blogje). Maar kijk nu eens wat voor een plaatje ik, zeven maanden later, heden ten dage maakte van diezelfde Corylopsis pauciflora:

Zondag 19 november 2006, Tulaächtertuinstruik


Niet met Al Gore maar met zoon Berend (doe-mee-met-CKV) naar een tentoonstelling over eten over heel de wereld in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden geweest: echt heel erg leuk en met bijzonder veel informatie, over wie wat wanneer waar hoe eet, en hoeveel soorten rijst er zijn, waarom Chinese eetstokjes langer zijn dan Japanse, welke insecten niet te versmaden (zouden) zijn, en meer dingen die je niet zelf durft of kan, of juist zou hebben willen verzinnen.

Waar de grenadine vandaan komt; met de groeten van Bor de Wolf; 19 novenmber 2006

Maar wat ik ook wilde zeggen: het uitzicht op de dalurenterugweg mocht er ook wezen:

Tussen sleutelstad en stichtstad, 19 november 2006

vrijdag, november 17, 2006

STEEEEEENNN!!!

Dat vergat ik, helemaal, te roepen toen vandaag min of meer opeens onze Quirine, 0.43-B-Quirine, weer voorlopige, en verkennende, maar vaste voet op instituutskamerbodem zette. Mij was al wel van doorgaans zeer bevoegde zijde ingefluisterd dat er wat te gebeuren stond, maar toen dat dan daadwerkelijk gebeurde, stond ik, opblikkend van de collatie van Julia, toch even met een spreekwoordelijke mond vol tanden. Secundair reageren is een van mijn beter ontwikkelde kwaliteiten; naast het me inprenten van beelden. Zoals dat van toen ik bij Q (andere kantoorroepnaam) thuis langskwam en zij ondanks alles pontificaal boven op de eettafel stond te wentelen omdat haar moeder haar pantalon aan het afspelden was. Het was toen ook mooi weer, zoals het hoort. Zwijg ik nog van het beeld van haar stralende huwelijk. Op een vrolijke, vrije zaterdag; Dieuwke en ik, op weg naar de markt, even langs bij Q en Ise op de huwelijksmarkt op het Utrechtse stadhuis. Prettig weekeind nu iedereen.

Werk

Zit ik op het instituut, moet ik natuurlijk eRst die 8erstalligG post WgwRk&, Bvindt zich daartuss& eN vraag, eN tRechT vraag, waar D/1niG/sowieso leSlijst& T vind& zijn op het intRnT, moet ik dus eRst weR mijn ondR het vRlofstof GraakT k&nis aangaanD het GhateML zi& te hRvind& & die afDlingssiT e& BtJ VrdR op orD br&g&, wat WR tot Gvolg heFt dat mijn GliFde JuliA 1zaam = & lijdt & vRlPt & vRslonst. Zie ik tot mijn blijD schrik dat R ook nog raadsvRgadRstukk& zijn GarriVRd. Het is niet zondR naijl&D reDn dat ik vRkoos niet naar D boekprS&tatie T gaan van D facsimile van D FeSt& van angst & pijn, maar jammR vind ik dat wL. Batussitis gravis.

Ze zeggen

Dat ik ook eenvoudigweg via e-mail kan publiceren op dit log, zonder hateëmellematisch in te loggen en zo.

donderdag, november 16, 2006

Niet onverwacht

Maar toch niet aangenaam. Door de aanhoudende troep in kop en longen (door kou of iets anders, ik weet het niet) maar liefst 2:03.3 en dan nog met moeite. Oftewel: zo'n honderd meter vóór de beoogde virtuele finish gestrand. Nog mazzel, want meer dan op roeien leek het op voorkomen te zinken, wat ik deze ochtend presteerde onder het gespierde oog van de heren Visscher. Als troost maar even in de electrische braadslee gaan liggen. Bronzeert het niet dan deert het niet.

woensdag, november 15, 2006

Snikken en grimlachjes

Tsja, de editie Mathijsen-Welsink (Delta, 2003) gisteren digitaal gekocht, eindelijk, (kraaknieuw exemplaar) omdat ze in de LB uitgeleend was, en vandaag gelezen, nou ja, het nawoord alleen nog, omdat ik er iets over parodie in vermoedde te staan. Dat staat er. Dus nu kan ik weer verder met mijn oude, papieren geliefde: Julia. Ze mag naar een kliniek en dokter Stolk zal haar helemaal re-maken, of over-maken, hoe heet dat in tv-Engels, pimpen, zo dat ze er weer een tijd tegen kan in de 21ste eeuw.
Tussen de middag meegedaan aan een debat over de nieuwe faculteit Geesteswetenschappen, in de Schrans.
In m'n post een uitnodiging voor een vooroverleg en een fa-cul-teits-raads-ver-ga-de-ring: ik ga weer me-de-zeg-gen-schap-pen.
Gastcollege Nijmegen voorbereid.
Tien over zes en stikdonker buiten. Hoor ik nu een biertje roepen? En vanavond een romannetje lezen of de mammon dienen?

maandag, november 13, 2006

Balansdag

Hakt erin, zo'n juryberaad. Los daarvan, ik denk dat die Keizergrachtelijk-souteraine katten massaal in mijn tas hebben zitten zijken terwijl wij, mensen, snoepend van het heerlijks dat Doris ons voorzette, delibereerden over slecht, slechter en slechtst (en al wat verder ter tafel kwam, letterlijk en figuurlijk). Ik heb weer een forse Doerian-stapel te gaan, n'en déplaise les écrivains, zoals mijn grootvader placht te zeggen, als in zijn tijd de LOI al had bestaan, want hij was een vooroorlogs timmer- en politieman.

Vikram Seth, A Suitable Boy, had ik wel willen, maar heb ik dus tijdens mijn verlof de facto niet gelezen. Wel Wiener, De verering van Quirina T., Heleen van Royen, De ontsnapping (niet geslaagd), August van Goethe, De laatste salto (laten we hopen dat het waar is), Tom Lanoye, Het derde huwelijk (tweemaal), Arnon Grunberg, Tirza, Bart van Lierde, Een sprong naar de sterren (eens en nooit weer, dit niet en iets anders niet), Hanna Pennock, Antonio Mancini en Nederland (snoepgoed), Tommy Wieringa, Joe Speedboot (eindeloos, voor de zoveelste keer), Nol van Dijk, Ander verhaal en andere verhalen (neen, een pot nat), Pieter Boskma, Westerlingen (kort en goed), en nog allerlei ander spul, zoals die canon en het aanpalende rapport, De productie van literatuur, maar dat nog niet volledig, noch met volledige overgave, allemaal Groene Amsterdammers en Vrije Nederlanden en Nederlandse letterkunden, en zo voort, en zo verder, maar for crying out loud, niet A Suitable Boy. En lettend op wat er op het programma staat, zal dat er binnenkort ook niet van komen. Trouwens: ik was wel heeeel erg op verlof, zie ik nu: geen letter poezij! D'r moet nodig weer wat gewicht in de andere schaal.

zondag, november 12, 2006

Media vita...

Vrijdagavond met Dieuwke en de overburen naar 'Requiem voor...' in de Pieterskerk geweest. Daar zong dus Capella Amsterdam. Inderdaad: zonder instrumenten. En die lui kunnen dat! Mooi. En dan ook nog in die mooie kerk. Aanstaande woensdag kan je ze nog horen, in Amsterdam.

Gisteravond in Rotterdam bar slecht gepresteerd op de bowlingbaan (wat is één strike in een uur naast meerdere gutter balls anders dan een crying shame), maar voor de rest was de reünie van de familie Visser weer erg gezellig.

Vanavond juryberaad, met natuurlijk weer het uitzicht op nieuw te lezen bagger, troep en 'absoluut literaire "trash"', om Willem Kloos op voorhand te citeren (Veertien jaar literatuur-geschiedenis, deel II. 3e, vermeerderde druk. Amsterdam 1904, p. 30). Maar natuurlijk vooral met de hoop op een parel.

En dan: verlofje finitus est. Wat leuk is duurt korter.

donderdag, november 09, 2006

Haarlem

Gisteren was Haarlem aan de beurt. Leuke stad, qua winkels onder andere; en het Frans Halsmuseum. Daar kom je, vanuit de trein, door eerst door die winkelstraten te lopen en dan te verdolen in een veel stiller stuk, tot waar je het Oudemannenhuis binnen kan gaan. Vivat Museumjaarkaart: alle deuren gratis open. Je moet, eenmaal binnen, nog onder een gigantische, stenen dame doorlopen, onder wie gebeiteld staat: Nutrit et emendat. Het is me nu niet duidelijk of dat op de oude mannen van weleer of op de er thans uitgestalde kunst slaat. Het lijkt me overigens een mooi motto voor het Huygensinstituut.

Haar eenmaal gepasseerd, wist ik uit de krant, is daar nu te zien: 'Haarlemmers in druk; een keuze uit de collectie portretgrafiek van A.G. van der Steur' (20 september 2006 t/m 10 december 2006). Met onder andere het hierbij gereproduceerde conterfeitsel van Coornhert door Goltzius; daarnaast nog vele andere be- en onbekendheden. En ook - niet Gouden-eeuws - een staalgravure van Beets. Dan zie je goed het verschil in technieken en mogelijkheden tussen koper en staal. Ga maar kijken, 't is maar één zaaltje. In de andere zalen was ik lang geleden al eens geweest, en ik moet bekennen dat ik er een beetje lacherig van werd: al die belangrijke dames en heren met kragen en hoeden en dikke buiken en van die wijzende en wapperende handen. Of flinterdun geschilde citroenen naast halfgevulde of omgegooide roemers. Goltzius kon - dit ter zijde - wat mij betreft beter tekenen en graveren dan schilderen; het grafisch werk heb ik een tijd terug gezien in Amsterdam; zijn te Haarlem hangende, be-eikeloofde blote goden en godinnen hebben allemaal een ernstige ziekte aan bot- en spierenstelsel.

Het is duidelijk dat ik ook nog even naar de Vleeshal moest. Dacht ik. Maar daar kan ik achteraf echt veel genuanceerder over oordelen. Wat een depressieve en in één geval tot ver over de ranzige grenzen van de perversie heen reikende troep als daar hangt te hangen of anderszins ten toon gesteld is. Van Hals werd ik al niet echt manisch, maar na Philip Akkerman was ik al toe aan zware medicatie. Wie is Akkerman? Akkerman is niet de meest appetijtelijkste Nederlander (kan hij niets aan doen, weet ik) die evenwel niets beters weet te doen dan zijn eigen facie na te schilderen; met of zonder hoedje, en in 95 % van de gevallen straf naar links blikkend (dat zou hij wel eenvoudig kunnen nalaten, dat schilderen zowel als dat blikken). Het schijnt hier 'een grote variëteit aan stijlen en technieken' te betreffen. De man heeft, moet je weten, al zeker 2400 keer zijn eigen bakhuis in de verf gezet. Maar ik kon de gedachte niet onderdrukken dat het hier een leeggeschudde doos uit het archief van de Rekkensche Inrichtingen of zo betrof, met zelfs uit therapeutisch oogpunt afgekeurde Van-Gogh-portretprobeersels van de tweelingzus van Charley Toorop. En dan hoefde ik alleen nog maar de productie van 2006 te zien; al gauw zestien strekkende meter strak naast elkaar gespijkerde smoelen. Dustin Hoffman als Rain man kon ik nog wel hebben; dit ging me wat ver.

Ik snel door naar de fotografie, maar daar struikelde ik over de geportetteerde alcoholisten, stoppelige puberschaamstreken en brandwonden. Echt, ik verzin niks. Op sommige momenten wil ik wel luisteren naar de theorieën over conceptuele ontregelingen, maatschappelijke bewustwordingsprocessen en zo die daarachter schijnen te schuilen, maar daar was deze woensdag dus niet voor geschikt.

En toch, wetend dat ik nog niet vaak een goede videoinstallatie heb gezien (niet zo lang geleden eentje waarop in voortdurende herhaling en uit verschillende hoeken te zien was hoe iemand zich op een desolate binnenplaats aan een boomtak verhing; zwart-wit, natuurlijk; wel met goede muziek eronder; was dat in Van Abbe?) Maar hier in de Haarlemse Vleeshal was een zich kunstenaar noemende borderliner aan het werk geweest. Technisch zeer kundig, dat zeker. Het betreft een goed geritmeerde omzetting van foto's in een film; zwart-wit, en, goed gekozen, zonder muziek. IJzingwekkend. Om afstandelijk te blijven, citeer ik de tekst van (gruwelijke coïncidentie) de Vleeshal:

'Chen Chieh-Jen (Taoyuan, 1960) geldt op dit moment als een van de meest vooraanstaande kunstenaars van Taiwan [deze kwalificatie doet me trouwens denken aan een fantastisch nummer van Tom Waits: I'm big in Japan]. Zijn videoinstallatie ‘Lingchi – Echoes of a Historical Photograph’ is een filmische reconstructie van een terechtstelling uit 1905 in China, waarbij een man levend in stukken werd gesneden.'

Dat laatste mag je je zo concreet als je je maar kunt voorstellen, voorstellen, en dan met zeven vermenigvuldigen, en eventueel getroost door de wetenschap dat de man eerst een dosis opium kreeg toegediend waar je een roedel merries uit Marum mee onder zeil kan krijgen. En die meneer Chieh-Jen verbindt dat geheel dan eventjes met de huidige sitautie in Taiwan door af en toe ook een oude fabriek te filmen. Ammehoelaenmenooitniet.

Na dit alles is het wat Cor van de Laakerig om op te merken dat de foto's op de bovenste verdieping aardig zijn. Het betreft hier overigens nauwelijks kunst, maar kunstig gerangschikte nieuwsfoto's (met een vrij hoog Bert Haanstra-gehalte). Alle dagen van het jaar zijn vertegenwoordigd met een foto uit het archief van het Haarlems dagblad, maar de foto's komen uit allerlei jaren door elkaar heen. Een tijdsbalk dus, die het ook weer niet is. Ja, eenvoudige verwarring kan ik wel aan.

Loop ik terug naar de trein, zie ik een rijtje uiterst verkrottende panden met daarnaast een gigantisch bord, waarop geschreven: 'Houdt Haarlem in ere / en blijft restaureren'. Even later blik ik terug om het te noteren, zie ik dat het geen aanvoegende wijs is, maar een aantonende, want ondanks de hoofdletter staat op subjectspositie de naam van een aannemer.

woensdag, november 08, 2006

Snif snif

Gisteravond met een riant diner (over het zwijn en het hert niets dan goeds) in Oudaen officieel uitgezwaaid door het nieuwe, uitgebreide, aangevulde bestuur van de Stichting Genootschap Gerrit Achterberg; ook het afscheid van Peter van der Werff (de eervorige penningmeester) en Jan Keyser - een van de funderende genootschapsvaderen - werd daarmee bekrachtigd, als je dat zo kan zeggen. 'k Kreeg meteen een poster van het aanstaande Achterbergsymposium in handen: vertrouwde locatie, aanvangstijd, sprekers, vertrouwd formaat, vertrouwde kleur en typografie. Prediker 1 : 9.


Rest mij, na zes jaar sturen en vooral wat dies meer zij, het redigeren van het Jaarboek Gerrit Achterberg, samen met tekstpartners Edwin L. en Bertram M., en wat rommelen met de website.

maandag, november 06, 2006

Fijn

Bij wijze van spreken dan. Nog steeds niet zeker of ik griep heb, ergens diep verstopt, of een periodiek opduikende allergie voor 'k weet niet wat. Al gaat het vandaag wel.

Vorige was week rijkgevuld met een afdelingslunch, een Vaktaalredactievergadering, een Geesteswetenschappelijk-departementale voorlichting, en een bijeenkomst van de leesclub van de modernisten. Zojuist nog een afdelingsvergadering (over de toekomst, dat dan weer wel). Gelukkig had ik er dankzij het verlof tijd voor.

Afgelopen zaterdag met Dieuwke naar De brakke grond geweest. Daar traden Antjie Krog en Tom Lanoye op als Geletterde mensen.

Antjie Krog (l.) en Tom Lanoye (r.)

Het gekke is dat ik van Krog geen enkele bundel heb, haar heel lang gelden in een Nacht van de poëzie hoorde, en dat ze nu toch weer als een goede bekende klonk. Indrukwekkend is wel een goede omschrijving voor haar rauwe, harde, vaak pijnlijke teksten. Veel theatraler, pathetischer ook, tot het groteske overhellend (of verder), en dus op een andere manier indrukwekkend, is Lanoye. Een onverwachte, maar heel goede combinatie. Lanoye deed onder andere een stuk uit Het derde huwelijk, de roman die we onlangs met het Leesclubje bespraken. Alle sprongen in de tijd liet hij weg, en maakte zo een zeer kabaretesk nummer van het geven van het ja-woord.

woensdag, november 01, 2006

Bloem krijgt weer eens gelijk


Zie: Verzamelde gedichten, 7e, ongew. dr. Amsterdam 1980, p. 131, r. 1.
En daar komt bij dat ik me al sedert maandag, toen ik nog dacht dat het om een eenvoudig allergietje ging, een beetje voel als

Van de KBsite: http://www.kb.nl/dichters/bilderdijk/bilderdijk-02.html

zondag, oktober 29, 2006

Canon

Vandaag aan de canon begonnen. Dieuwke had 'm geprint. Een zeer toegankelijk, enthousiast, gedegen, subtiel rapport. Met allerlei aan- en voorzetten, suggesties, mogelijkheden. Een verfrissend laag gehalte gezeur. Illustratief is de bijbehorende website, die voor uitbouw, aanvulling, uitbreiding, vruchtgebruik et cetera openligt als een goed aangelegde akker in het voorjaar.

Alle peren zijn geoogst. De laaste lichting was 25 vruchten groot.

Appeltaart voor Norbert gebakken met appelen uit der buren boom.

Je kan wel merken dat het zondag is.

De canon komt naar je toe! Dat viel me dan vandaag (maandag) pas op. 'De grootste slavenopstand vond in 1795 op Curaçao plaats onder leiding van Tula, die geïnspireerd door de idealen van de Franse Revolutie en het succes van opstandige slaven van Saint Domingue (Haïti) vrijheid eiste. Hij moest het met de dood bekopen.' Dat staat te lezen sub voce slavernij. De straat waar wij wonen is naar hem genoemd. Aanvankelijk stond er op de straatnaambordjes niet aangegeven wie hij was, en dat in een overigens goed geannoteerde wijk met referenties naar R.A. Kartini, David Ben Goerion, Kemal Ataturk, Chico Mendez en wie al niet aan revolutionair-emancipatoire doden.

En bij Buitenhuizen staat er: 'Tegenwoordig is Goudestein het gemeentehuis van Maarssen, een plaats ten noorden van Utrecht en gelegen langs de rivier de Vecht. Lange tijd was het een van de vele buitenhuizen langs deze rivier, waar rijke Amsterdammers de zomermaanden kwamen doorbrengen.' Dat wisten Dieuwke en ik natuurlijk al lang, getrouwd als we daar zijn. En het hoofdgebouw van Bartimeus aan de Utrechtseweg in Zeist, waar mijn vader directeur was van de slechtziendenschool, was ook zo'n voormalig buiten. Een klasgenote der middelbare school, Nicoline maxima gedoopt door onze zich grappig vindende leraar Latijn (we hadden in zijn wereldbeeld ook een Nicoline minima) woonde in het koetshuis van een ander buiten; mijn nichtjes gingen en gaan school in weer een ander buiten; weer een ander, bouwval toen al, was gevaarlijk speelterrein van lagereschoolvriend Arjan (achternaam kwijt) en mij; ach wat, ik ben zelfs middelbareschoolgegaan in zo'n buiten: Schoonoord. De canonmeesters schrijven tot slot van dat artikel: 'Tegenwoordig zijn de meeste buitens niet meer particulier bewoond. Nu zijn het toeristische attracties en prestigieuze locaties voor kantoren en partijen.' Wist ik gelukkig al; van Achterberg geleerd:

Spookhuizen staan langs stille weteringen,
hun dode ogen binnenwaarts gekeerd;
tot conferentieoord gedegradeerd
voor volksdans en wereldverbeteringen.

('Huisbewaarder', het epilooggedicht van Spel van de wilde jacht, geciteerd naar: Gerrit Achterberg, Alle gedichten, deel 1: Verzamelde gedichten. Bezorgd door Peter de Bruijn, Edwin Lucas en Fabian R. W. Stolk. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2005, p. 920)

donderdag, oktober 26, 2006

Daar was ik dus

Actuele romans 26-10-2006: Ben Peperkamp, Kees 't Hart, Geert Buelens (v.l.n.r.) Een zeer leerzaam, enthousiast en aangenaam betoog door Kees 't Hart over Waar was je nou van K. Schippers, met een introductie via een boek-in-voorbereiding over de kunst van het schrijven. 't Hart benaderde deze roman als (en nu vat ik het wel erg beknopt samen) een verbale vorm van fenomenologisch kijken. Meer zeg ik er maar niet over, anders verklap ik misschien tentamenvragen. Hij demonstreerde in wezen een vriendelijke en vooral nieuwsgierige literatuurbenadering, die - met explicitering van de uitgangspunten - er uiteindelijk wel naar streeft om anderen te overtuigen, maar tegelijkertijd openstaat voor andere visies, andere interpretaties, andere kaders. Des te natuurlijker was het dat wat begon als een hoorcollege, eindigde in een dialoog.

TomTom GO?

Heb ik mijn hielen er nog nauwelijks gelicht, dreigen ze daar in Nijmegen Thom de Graaf te burgervaderen.

Heden maar liefst 9600 Kg verzet met mijn brieke beenderen; heb mezelf daarom beloond met een eenmalig roeiverlof.

Straks eens horen wat Kees 't Hart in het kader van Actuele romans vindt van Waar was je nou, al ben ik niet goed voorbereid op het college; ik wilde pour besoin de la cause het boek nog even inzien, maar in een helder moment heb ik het destijds - wegens andere prioriteiten in de knellende boekenkast, of om iemand te kwellen - weggeschonken.

woensdag, oktober 25, 2006

Het naakt

(een aardige eye catcher, zou de journalistiek zeggen), het naakt, het einde van het verlof. Maar niet alles wat naakt, hoeft onaangenaam te wezen, hoor. En dan: daarna wacht me nog een periode van vrijstelling van waar ik vannacht van droomde; niet in het onaangename, overigens (vrijstelling noch droom). Ik was college aan het geven; werkgroep, eerste bijeenkomst. Leuk onderwerp (shit, mijn dagbewustzijn heeft het niet vastgelegd), aardige groep. En opeens bedacht ik me: (stemmetje: Bert Visser), maar hé, stop nou even, wat is dit: ik heb verlof.

Daarna zal ik wel wakker geworden zijn, en me hebben bedacht: vandaag naar Nijmegen, naar het Valkhof. Daar ben ik een tijd geleden al eens geweest. Toen 'en famille', en dat heben we geweten: dan kunnen namelijk kinderen (met behulp van middelen, verstrekt door het museum) ouderen rondleiden. Dat hebben we geweten: enthousiasme, nog aangejaagd door onderlinge concurrentie, van het net lezen lerende tuig, bracht ons niet verder dan de gereconstrueerde Romein op vijf meter van het einde van de trap na de entree.

De resterende munten, zuilen en scherven ben ik vandaag, alleen, canonschuldbewust voorbijgestiefeld om bij Isaac Israels uit te komen: van hem waren potlood- en aquarelschetsen uit het ziekenhuis ten toon gesteld, en een in inkt; begin 20ste eeuw lag hij daar - mind you, niet in het Radboud - wegens moeilijke voeten:

Schets door Isaac Israels vanuit zijn ziekenhuisbed; 1919

Houd ik al van uit de late negentiende eeuw stammende schilders, meer nog van hun schetsen, en dan het meest van die in potlood. En leuk: hier hing er ook een ter voorbereiding van een schilderij dat kennelijk nu in het Mesdag hangt (maar ik daar over het hoofd gezien moet hebben).

De rest, iets met pop art en iets met wel heel erg modern spul (zelfgetimmerde dingen, installaties en zo waaronder iets met ronddraaiende koffiepotjes, waarvan dan de dekseltjes open- en dichtklapperden), kon me minder bekoren. Op m'n dooie akkertje teruggelopen naar het station; heen was ik met de bus gegaan: omdat ik er de weg niet ken (tenzij met de auto op weg naar vrienden en dan in het bijzonder: met behoud van m'n no claim het Keizer-Karelplein ronden en er op het juiste moment af geraken).

Het is een stad die ik, platlander, - mede natuurlijk door het geaccidenteerd terrein - wel intrigerend vind; ik weet nog niet of dat ook 'mooi' omsluit. Heel lang staan kwijlen bij een etalage vol overhemden; verder gewandeld in m'n oude kloffie, en kijk: de trein stond al weer klaar. Ik was nog niet gezeten, mijn weekblaadje ontvouwen, en het electronisch fluitje klinkt, de trein, zij tilt een knie, door geen stoom omstuwd, zij vertrekt op het voorgeschreven uur. Ik was precies op tijd thuis om te constateren dat de vloer daar kundig was geboend.

Tomaten, sinaasappels, kolen


Iets te gretig gelezen. Moet ik beslist nog herlezen. Westerlingen van Pieter Boskma is een uitermate fraaie, sprankelende, licht absurde bundel. Vol humor ook. En met dwarsverbanden tussen de verhalen (en ook naar ander werk van Boskma), onder andere doordat ene Tosk ook in dit boek her en der een (hoofd)rol speelt.
Snel kopen dit boek, en: langzaam lezen!

dinsdag, oktober 24, 2006

Woorden, woorden, woorden (vert. Bert Voeten)

Deze dag is, nog niet ten einde zijnde, al voor een groot deel opgegaan aan lezen. Want hoewel het ene raderwerk tijdelijk stiltstaat, wentelen enkele andere rustig door. Binnenkort is er weer juryberaad, en dan moet ik wel minstens m'n huiswerk hebben gedaan. Dat was bijna strafwerk. Het mondde uit in een inmiddels aan der jury leden rondgestuurd verslagje (alleen als het om 'erge' zaken gaat, de stijl betreffende, komt het ook op m'n zure zeursite. Vandaag blijft het bij een rapport. Ik zet het wel hieronder, als kijkje in de keuken waar die stinkvrucht hoofdingrediënt is.

Nol van Dijk, Ander verhaal en andere verhalen. Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam-Antwerpen 2006.

Nol van Dijk (1930) debuteerde in 1957 met roman Gaan om te gaan bij Querido. In 1992 volgde Zonder tegenbericht bij Amber; daarna kwamen nog drie romans: bij Loeb en Van der Velden Zonsopgangen, en bij Vasallucci Zolders en Open deuren. Wisselende contacten dus. Van geen van die boeken, noch van de auteur, had ik ooit gehoord. Ik weet nu waarom. Maar er is ook niet makkelijk wat over te vinden; zowel bladeren in Literom als een wilde Google, als een gerichte zoekactie in de digitale krantenbak Nexislexis leverde vandaag noppes over man en werk op. Ook sneu, trouwens. 'k Zal DBNL straks ook nog bezien. Och, kijk liever zelf: link.

Deze bundel bevat drieëntwintig verhalen in 167 bladzijden, samengenomen onder een ontzettend lullige, flauwe titel, die helaas ook een indicatie geeft van Van Dijks gevoel voor woordspel. Het zijn allemaal verhalen over schijnbaar gewone mensen en gewone gebeurtenissen, met een heel ongewone keerzijde, respectievelijk onverwachte wending. Alles is dan ook geschreven naar die wending, omslag of uitkomst.

Van Dijk heeft wellicht ooit een cursus creatief schrijven gedaan: zijn werkstukjes, als uitvoering van tal van gevarieerde opdrachten, zijn hier mede gebundeld. Er zit een Roald Dahl-achtige moord in, een Emantsiaans mislukt huwelijk, een verhaal dat alleen maar uit dialogen bestaat, een monoloog van een schoolkind dat tot God bidt, een langer verhaal, een korter, en, als confronterende opening, een verhaal dat uit één samengestelde zin bestaat en nauwelijks vijf regels beslaat. Als je de ruis eruit haalt, houd je dit over, de wonderbaarlijke grondstructuur van al Van Dijks narratologische exercities:

‘Hij doet alsof hij […] op zijn duim slaat […]; maar niemand raakt van slag, want hij is alleen.’ (p. 9)

Als je nu denkt dat ik het verhaal vermink door de weglatingen, wil ik je wel nader informeren. De eerste weglating is: ‘met een hamer’. De tweede is iets groter: ‘, roept “aa uu” en grimlacht in de verwachting dat ze door die combinatie van pijn en pret niet “au”, zoals in kauw en rauw, maar a en u als in knagen en zagen, van slag zouden raken’.

Inderdaad: bijna alles heeft dat vervelende mono-personale perspectief, waardoor alle flauwiteiten altijd op het conto van het personage gezet kunnen worden en de vertelinstantie veilig buiten schot blijft. De afwisseling van twee van die personages zie je ook vaak; dan natuurlijk de confrontatie uitbeeldend van twee mensen die elkaar niet (kunnen) begrijpen. Portret van W.F. Hermans in waterverf op pleepapier.

De wederzijdse ontoegankelijkheid van mensen kan ook als volgt voor het geestesoog van de lezer worden opgeroepen:

‘“Herinner je je nog waarover we ’t laatst samen hadden?”
Ze heeft geen idee, maar dat “samen” doet haar goed.
“Je bedoelt…?”
“Precies. Wat je toen bij dat gesprek over de tweede paragraaf van artikel zeventien zei over mijn rol in het overleg met de fractie. Daar heb ik nog es goed over nagedacht…”’(112)

Dat is bijna even meeslepend als de volgende openingszet:

‘Ze hebben bijna twee uur voor het concert begint. Dus alle tijd om eerst ergens wat te eten. Feestelijk te eten, ze zijn tenslotte vandaag eenendertig jaar getrouwd. Maar waar?’ (71)

Domme spreektaal. Ja, ja, dat mag, ik weet het, het mag, want het is de weergave van gedachten van een personage in erlebte Rede, maar het is en blijft plat, gemakzuchtig taalgebruik… ‘alle tijd om eerst ergens wat’. En inderdaad: die twee uur, dat gaat niet goed, verderop in het verhaal.

In ‘Look and learn’ beeldt iemand zich in dat iemand anders in een restaurant van Engelse origine is; hij laat haar dan in gedachten ook wat Engels spreken: ‘last you said…’ en ‘where are you looking at?’
De kreupele vertelinstantie/auteur verschuilt zich weer achter een personage. Maar Engels is het niet.

Is het slecht, dit proza, zal je vragen? Nou, het is vooral flauw, erg gekunsteld, written for the plot, ontbloot van iedere vorm van geciseleerd taalgebruik, en het heeft erg weinig te zeggen. Een verhaal kan niet iedereen schrijven, dat blijkt hier maar weer. Alleen als we kandidatengebrek hebben zou ik Nol willen nomineren. Laten we ons kruit echter vooralsnog droog houden voor het echte werk.


Inmiddels ben ik herbegonnen aan

Pieter Boskma, Westerlingen. Prometheus, Amsterdam 2006.

Achttien verhalen in 127 bladzijden, in een veel beter vormgegeven en beter gelijmd boekje. En ook al kan ik, nog niet halverwege, nog geen afgewogen, gefundeerd oordeel geven, dit is nu eens proza dat wel mooi is, waar een schrijver overduidelijk de pen voert en met klaarblijkelijk plezier, met vaardigheid de taal gebruikt, haar naar zijn hand zet, ermee werkt, en die vervreemding kan neerzetten zonder zijn uitvlucht toe moeten nemen in onwaarschijnlijkheden. Ik geniet ervan als in proza een lyrische beschrijving met een verandering van stijl of ritme gepaard gaat:

'Daar stond ze weer in de branding, de glanzende benen lichtjes gespreid, de doorschenen haren als een halo rond haar hoofd. Daar schoot uit haar mond een hoogzuiver lachje achter de glijvlucht van kapmeeuwen aan, in een ruim dat zich ondanks zijn hemelse staat volledig verdronk in haar ogen...' (p. 17)

maandag, oktober 23, 2006

Geen fijne bui

Eigen werk, vulpotlood op papier; vóór 28 juli 2000
Op de dansvloer van het leven kan je ook lelijk op je bek gaan.

zondag, oktober 22, 2006

Hypnerotomachia Poliphili (vervolg)

Poliphilus ligt onder een boom te slapen en droomt. Hypnerotomachia Poliphili, fol. a6v
Toch nog even een plaatje (waarom het nu wel lukt, is me duister). Een half millennium oud.

Nulla dies sine linea


Quod erat demonstrandum. Maar niks te melden.

zaterdag, oktober 21, 2006

Nachtrit

Vreemd genoeg des namiddags naar Nachtrit geweest deze zaterdag, met Dieuwke (het nakroost waterscoutend en kindercircusend). Het is lang geleden dat ik een zo goede Nederlandse film heb gezien. Niet omdat het zo lang geleden is dat ik er een zag, maar omdat dit weer eens een heel goede was. Ober heb ik nog niet gezien (terwijl een Abel en een Noorderlingen buiten twijfel hoog gerangschikt staan). Maar Zwartboek ga ik van stuiteren bij de gedachte alleen al. Soit, Minoes was goed, maar dan beoordeeld met een paedagogische knicks.
De meningen waren vandaag intramatrimoniaal nogal verdeeld, overigens. Het eerste wat me opviel was dat alles met de hand was gedraaid, zonder statief, zal ik maar zeggen. Maar na korte tijd zag ik dat niet meer (al begrijp ik het nog steeds niet). Het verhaal is wat klassiek (kleine, niet te hippe eenling in verzet tegen de mangel van de gemene veelheid buiten hem). maar wordt mooi neergezet. Vooral het acteren vond ik erg sterk. En zeker ook de dialogen. En ook de scènes met meer dan drie peronages zijn niet van de traditionele, laagglandcinematografische, zitvleestergende Soldaat-van-Oranje-achtigheid. Zelfs de knokscènes - waarvoor ik nou niet speciaal naar de kino ga - zijn van een acceptabele kwaliteit; leiden niet af. En dan die grafbak waar de held in rondrijdt (een Chevrolet Malibu Classic? Hoog Speedbootgehalte, in ieder geval. 'Optiefen met die kankerbak van je!'). En de muziek van Intwine.

vrijdag, oktober 20, 2006

Conservatum est

De Slegte in Den Haag, dat is een van de betere. Ooit een zuiver, gesigneerd H.C.-exemplaar van Van Eycks Medusa weg weten te slepen voor een tientje (qua guldens). Thans bijna twee exemplaren Achterbergkroniek nr. 7 op de kop getikt; is al jaren gans en geheel uitverkocht bij het genootschap maar wel vraag naar. Helaas: ze waren onderdeel van de hele reeks, nrs. 1 tot en met 25, à 75 euri. Verder een van buiten niet al te fraai exemplaar van Achterbergs bundel Limiet, uit 1946. Die wil ik wel. Maar voor- en achterin waren de bladzijden afzichtelijk donkerbruin uitgeslagen. Daar heb ik geen trek in. Komt door de kwaliteit (if any) van dat naoorlogse papier.

(heb trammelant met blogger: plaatje wordt niet opgeladen)
(een dag later wil het nog steeds niet lukken)

Ik was te vroeg voor Meermanno-Westreenianum (dat opent, als de meeste musea, heel effectief, op doelgroeptijd, 11.00 uur), vandaar mijn excursie naar De Slegte. In Meermanno is (tot 7-1-7) een tenstoonstelling over de Hypnerotomachia Poliphili, door Aldus Manutius gedrukt in 1499. Dat boek moet opnieuw gebonden worden, dus hebben ze het uit elkaar gehaald; en voor het herbonden wordt, ligt het nu, een beetje bloot, met zelfs een loupe erbij, ten toon in losse, opengeslagen katernen. De inhoud, alsook de auteur en de houtsnijder zijn omgeven door raadselen (en hebben ook niet geheel mijn aandacht; ik ben niet zo Dan Brownerig). Maar het boek als boek is fantastisch mooi. Net als al dat andere werk van Aldus en zijn tijdgenoten dat ze daar zo maar tentoonstellen. Geen roest, inktvraat, verzuring, vergeling, bladluis of wat ook te zien. Alsof het gisteren gemaakt is. De ongerepte schoonheid van dat gave lompenpapier, het zet- en het drukwerk, de letters... Daar stokt mijn adem van. En dat komt mede doordat ik ooit, lang geleden, in duistere avonduren en buiten het curriculum om, een cursus boekwetenschap heb gevolgd bij professor Sötemann en toen nog doctorandus Arie Gelderblom. Die cursus was zo leerzaam, zo intrigerend, en werd gegeven met zo veel liefdevolle aandacht en vakkennis. En nu kon ik een paar van die boeken, of het niets is vijfhonderd jaren oud, waar het toen onder andere over ging, eens in het echt zien. Er zat ook een interactief boek bij, avant la lettre. Aldus had voor zijn quarto's geen initialen; daar liet hij wel ruimte voor vrij, en drukte dan slechts een (kleine) representant. In een tentoongesteld exemplaar had een lezer niet alleen aantekeningen gemaakt, maar ook steeds de initialen zelf netjes ingetekend. Dan komt zo'n boek opeens heel dichtbij, als het ware.

(hmm, weer geen plaatje)

donderdag, oktober 19, 2006

Tijd

Volkomen antiauteursrechtelijk gekopieerd van ik weet niet wlke site Er schijnt meer tijd besteed te worden aan zorg en werk (en internet) dan aan familie en vrienden (bron: krant). Ik houd er geen statistiek van bij, maar de laatste tijd zit ik inderdaad wat meer te surfen. Maar dan kan je ook alleraardigste dingetjes tegenkomen, zoals dat mannetje hierboven. Vraag me niet waar ik het vond. Random surfing.
Anderzijds: toen ik op zoek was naar een Oldsmobile Cutlass Cruiser, in verband met het gastcollege over Joe Speedboot, kwam ik onder andere op een site terecht met de - zeker in de context van die roman - werkelijk verbijsterende naam: Uitvaartmobiliteit.nl. Helaas geen echt reproduceerbaar beeld aldaar van een als begrafenismobiel gebruikte versie van die wagen.

Plafond...

... is een wat plastischer omschrijving dan 'magische grens', waar ik het eerder over had. Het was weer niet dan met extreme moeite en een zeer onregelmatige slag dat ik de moyenne van 2:01.5 per 500 meter heb gehaald op dat domme apparaat. Zo dom, dat je er niet eens op hoeft te letten hoe je de riemen het water in steekt; die zijn er namelijk niet: je trekt met een houten handvat een fietsketting uit een ondoorgrondelijke kast met weerstanden. Afgelopen zomer heb ik trouwens aan het strand van Bournemouth kunnen zien hoe elegant het echte werk kan zijn, en ook hoe fraai het echte materiaal is:

Bournemouth, augustus 2006


Omdat het vandaag zo grijs van hemel is, na de fittness er maar een zonnebankje bij genomen.

woensdag, oktober 18, 2006

NOOD...

... nog steeds in kroonnood;
de smoelsmid zwoegt noest verder;
thans slechts een noodkroon.

(hm, ook als mislukte haiku niet interessant).

... vandaag een foto gemaakt voor m'n andere blog, waar ik eigenlijk nogal tegen opzag (zie hier). Gelukkig werd ik in vol bedrijf overrompeld door een - naar mijn primitieve inschatting: alcoholverslaafde, dak- en/of thuisloze - stadgenoot, die me vroeg wat ik aan het doen was op het hoekje van het voormalige Willem Arntz-huis (tegenwoordig Nijntje-museum, what's new?). Even twijfelde ik. Toch besloten te doen alsof het een vraag was, en een eerlijk antwoord te geven. Had hij, bleek, daar vroeger nog de verlichtingsbakken richting nooduitgang aangebracht. Dat verzin je niet, toch?
Toen ik al wat meters weggefietst was na een driewerf herhaalde groet, sprak hij nog eens, bijbels driewerf: "Als dit allemaal weggaat, komt het nooit meer terug, nooit meer."
Urban poetry.

dinsdag, oktober 17, 2006

NEE...

... geen museum vandaag.
Begrafenis. Rotterdam, Kralingen.
Familie, aangetrouwd (ik, of die familie; maar net hoe je het ziet), grote familie, goede familie.

Morgen tandarts toe.

Soms wil zo'n verlof even niet lukken.

... Gisteravond de presentatie bijgewoond van de bloemlezing 25 jaar Nederlandstalige poëzie, 1980 - 2005, in 666 en een stuk of wat gedichten, samengesteld door Chrétien Breukers, van De contrabas, zal ik maar zeggen. Een en ander speelde zich af in Café Van Wegen in Wijk-C. Prima tent voor een pils of een bier. Was ik (te) lang niet geweest.
Het boek is, kan ik na enig bladeren zeggen, prachtig. En ook intrigerend, doordat er veel minder bekende, en ook onbekende namen in staan. En bekende niet, of met maar weinig gedichten.
De organisatie van de presentatie leek die van het laatstleden Poetry Slam kampioenschap naar de kroon te willen steken, helaas. En helaas is het gelukt. Veel gedoe met het geluid, oeverloos gelul, bedoeld als introductie, weinig tot geen 'statement' van de toch kennelijk polemiserende samensteller, een gesproken recensie die niet helemaal blij was (maar 't is goed dat zo'n geluid wel gehoord mag worden op zo'n avond), veel mensen, vooral veel die rookten, en die dan ook veel rookten (m'n hele kloffie kon na afloop in het sop), en lekker door alles heen leuterden. Gelukkig werden er ook gedichten voorgedragen. Onder anderen door Liesbeth Goedbloed (uit het hoofd) (door een of andere miskleun op een laat moment is haar werk toch niet in de bundel opgenomen; absurd, niet omdat het niet gemist mag worden - dat weet ik niet, daar ga ik niet over - maar omdat het wel aangekondigd was), en vooral die Ilja L.P., die me ook al wist te raken tijdens de Avond van het liefdesgedicht, door onze overburen welwillend ten bate van vrouwlief op CD gebrand. Die man kan dat goed, hoor, dat voordragen, zo, dat het gedicht nog wat zegt ook. Wordt wel wat dik van dat bier.

zondag, oktober 15, 2006

HAIKU...

De cancan kan ik
op accordeon bijna,
niet op piano.


En dan nu de feiten:

De cancan kan ik
bijna op accordeon
niet op m'n keyboard.

Of:

Cancan op keyboard
kan ik dus werkelijk niet;
op trek-orgel haast.

Dan wel:

Cancan op keyboard?
Kan ik beter vergeten.
Harmonica dan?

Of anders:

Cancan op keyboard?
Ik oefen me wezenloos
Niet op trombone.

Wellicht:

Trombone-cancan?
Op mijn lippen staan blaren .
Dan liever keyboard.

Vooruit dan:

Mondorgel-cancan:
alleen met dissonanten.
Dan maar de blokfluit.

Tot slot:

Cancan op trekzak
kan ik bijna; ik oefen
stug op het keyboard.
HORS DE CONTEXTE...

'In everyday life, talking about imaginary people as though they were real is known as psychosis; in universities, it is known as literary criticism.'

Terry Eagleton, How to Read a Poem, p. 22.

zaterdag, oktober 14, 2006

MAF ALS EEN LODEN DEUR...

... moet die Mancini geweest zijn. Is ook opgenomen geweest, en een broer van hem ook. Schizofrenie wellicht. Of zoals Jean Jonas Jacobson schreef aan Manicini's mecenas Mesdag: 'Mancini is... gek - maar een geniale gek - een onbaatzuchtige gek - maar dat er een vlieg in zijn bol huist is zeker.'

Dat las ik in: Hanna Pennock, Antonio Mancini en Nederland. Haarlem 1987. Zeer informatief boek, met prachtige afbeeldingen van schilderijen, en foto's waarop Mancini aan het werk te zien is met die idiote rasters. Een citaat uit De kroniek waarin zijn werk treffend werd gekarakteriseerd met de woorden: 'een smijdige factuur'.

Elders staat dat hij er van alles in stak om de levendigheid, waarachtigheid te vergroten: munten, stukjes schelp, spiegel en glas, maar ook behangselpapier en flarden verftubes (het stof van het verleden had dat aan mijn oog althans onttrokken). Toen hem eens gevraagd werd hoe hij daartoe was gekomen, antwoordde Mancini: 'Bedoelt u den tijd, toen mijn schilderijen om zoo te zeggen bij het gewicht verkocht werden? Och, toen was ik gek!'

Mancini-Zelfportret, ca. 1906

Iets anders.

Op 16 Maart 1935 kreeg mijn vader dit kaartje (vergroting bij aanklikken: kan je het poststempel ook lezen):

Bericht vrijstelling, recto met de mededeling dat hij voorgoed is vrijgesteld van den diensplicht wegens broederdienst (dat moet dankzij oom Thijs geweest zijn)

Bericht vrijstelling, verso

Maar nog geen tien maanden later kwam er een kaartje dat zei dat hij als buitengewoon dienstplichtige was ingelijfd bij de landmacht:

Bericht buitengewone dienstplicht, recto

Bericht buitengewone dienstplicht, verso

Heet dat ook voorzienigheid?



donderdag, oktober 12, 2006

VERLEDEN...

... tijd, maar nog niet geheel voorbij. Zoals je weet of kan weten heb ik een ander weblog waarop ik hedendaagse foto's publiceer die ik anno nu na-maak naar foto's van Utrecht die Nico Jesse maakte in 1942 (zie http://fabianstolk.blogspot.com/). Een tijd geleden kwam ik erachter dat een soortgelijke confrontatie van oud en nieuw, van andermans en eigen foto's eerder was ondernomen, en wel door mijn vader. Wat ik nog van hem heb (hij overleed in 1970), is namelijk een album uit juli 1941 (hij was toen 25 jaar oud) met foto's van zijn woonplaats, Rotterdam (hij woonde aan het Afrikaanderplein 20 b). De bladen van dat album zijn te groot voor een 21ste-eeuwse scanner, dus ik moet nog wat verder experimenteren qua reproductietechniek, maar nu had ik de tijd om althans een eerste verkenning te maken. Je moet, als je deze bloemlezing ziet, weten dat de Duitsers toen een fotografeerverbod hadden ingesteld, iets wat mijn vader bij een van de foto's (namelijk van de Vier Leeuwenbrug) koppelde aan de uitdrukking: De stenen spreken! Voorin het album zit een papiertje geplakt, waarop getyped staat: 'W.TH.STOLK.' en 'JULI 1940.' (Onlangs leerde ik, van Carolien Provaas van het Nederlands Fotomuseum, dat er niet meteen na het bombardement een algemeen fotografeerverbod werd ingesteld; zie Het geheugen van Nederland [toevoeging d.d. 19 maart 2010]). Het begin van dat album ziet er zo uit:

Fotoalbum W. Th. Stolk, juli 1941, p. [1]
De rechterkant van de door mijn pa geplakte panoramafoto kon ik terugvinden in het digitale Gemeentearchief van Rotterdam; maar of het echt dezelfde foto is, weet ik niet, betwijfel ik; en de linkerkant vond ik er niet terug. [toevoeging d.d. 19 maart 2010].
Toeval bestaat niet: links onderaan staat inderdaad Museum Boijmans Van Beuningen, waar ik onlangs de Magritte-tentoonstelling bezocht.


Fotoalbum W. Th. Stolk, juli 1941, p. [3]

Dit is het Calandplein met (en zonder) Passage.


Fotoalbum W. Th. Stolk, juli 1941, p. [5]

Het Gemeenteziekenhuis (links) en de Van Oldenbarneveldstraat (jammer, ik geloof dat de foto's niet groter worden als je ze aanklikt; wat een gedoe ook altijd met die techniek).

En zo gaat het door, dat album, tientallen (de facto: 45) bladzijden lang. Verbijsterend. IJzingwekkend. Alles keurig verzorgd, grafisch versierd, met witte inkt op zwart papier; en bitter commentaar. Bijvoorbeeld dit citaat uit Mein Kampf dat vanaf de 12e editie in 1932 werd weggelaten, zoals mijn vader erbij aangeeft: "Der Deutsche hat keine blasse Ahnung wie man das Volk beschwindeln muss, wenn man Masseanhänger haben will." Het zou allemaal openbaar moeten worden.
MELKZUUR...

... heet dat geloof ik, wat er door je spieren sijpelt na niet geringe inspanning. Sapristi, ik heb er nu liters van. Want: 1:58.3! Terwijl ik de weerstand een tandje hoger heb gezet (nog één en ik zit op de max van dat kant-noch-wal-toestel, die nep-Triton). Helaas moest ik daarna nog de Abdominal Crunch. Het woord alleen al. Maar je kunt erbij blijven zitten, om met Vestdijk te spreken (wat heel vreemd voor mij is: ik spreek nooit met Vestdijk). Het apparaat ziet er, met een onbevangen blik, uit of het geleend is van een illegale penitentiaire inrichting in een ver land.

Nog erger was het volgende nummer: horizontale Leg Press: 4 x 20 x 57,5 kg met links en dito met rechts. Summa: 9200 kilo's verschoven met m'n benen.

... komt geloof ik niet voor in oogbollen of hersentjes, toch? Nochtans gaat het de verkeerde kant op. Vrijheid maakt koopziek. Gisteren Het leven van teksten (Kiene Brillenburg Wurth en Ann Rigney, red.) aangeschaft, en toen kon ik How to read a Poem van Terry Eagleton niet laten liggen (in mijn kast staat nog steeds zijn Marxisme en literatuurkritiek dat ik op 30 oktober 1980 blijk te hebben aangeschaft, dus toen ik net met m'n doctoraal begonnen was; het stond niet op een literatuurlijst, overigens). En ik ben, voor de zoveelste maal, begonnen aan Joe Speedboot (is ook een beetje werk eigenlijk: voorbereiding van een gastcollege in Nijmegen). En via AntiQbook een werk over Antonio Mancini besteld, bij antiquariaat Frans Melk.

woensdag, oktober 11, 2006


MANCINI...
... nog even. Het Musuem of Fine Arts te Boston heeft (slechte, zwart-wit) repro's van twee Mancini's die lijken op wat ik in Den Haag zag. En in het Museo Nacional de Bellas Artes te Buenos Aires trof ik nog deze 'Peinzende' uit 1881 (met een beetje lijst zelfs):


Mancini, Peinzende

Maar daarmee is nog steeds niet in beeld gebracht wat me zo fascineerde. Kortom: ga zelf eens naar het Museum Mesdag! (of kijk hier: link. Niet een erg fraai doek, maar wel met die rare dikke lijnen eroverheen.)

... Gisteravond lekker zitten kletsen in de kroeg met Edwin Lucas, Homo Alumnus Neerlandicus, Achterberggabber tevens. Vandaag voor het eerst tijdens mijn verlof niet om 07.00 uur opgestaan.

dinsdag, oktober 10, 2006

IN DE EIBERSTAD...

... naar het Museum Mesdag geweest vandaag. Nee, niet naar het Panorama (dat ken ik nu wel) maar naar de tot museum omgezette privé-collectie van Hendrik Willem Mesdag (1831-1915) omdat daar nu een tentoonstelling is met het thema: mist, storm en regen in poëzie en beeldende kunst uit Haagse collecties. Allemaal negentiende-eeuws. En dat in het voormalige woonhuis van Hendrik en Sientje, plus het door hen neergezette museumgebouw. De hele boel hangt er in een zo goed mogelijk gereconstrueerde oorspronkelijke omgeving. Niet alles even mooi, natuurlijk. Zeker die zeeën van Mesdag zelf. Maar Mathijs Maris blijft boeien. Courbet gaat er ook meeestal wel in. Enkele schitterende Haagse stadsbeelden. Sorry, ik weet niet meer van wie. En het begeleidend boekje heb ik niet gekocht, omdat de afbeeldingen erin niet goed zijn: een stilleven met appels door Courbet (1872) bijvoorbeeld is in het boekje afgedrukt met spetterend rood en helder geel en frisgroen, terwijl het doek zelf alleen een soort melancolische aardtinten heeft met een ondoordringbare achtergrond. En alle plaatjes zijn uit de lijst gesneden in het boekje. Dat is eigenlijk onverdraaglijk bij dit soort werk.

Maar goed, de rest van de Mesgdag-collectie is ook erg aardig. Een ware ontdekking voor mij is Antonio Mancini (1852-1930); althans de werken die ik in Mesdag zag; als ik op internet zoek, kom ik plat realisme tegen. In Mesdag hangen, onder andere, De beeldjesverkoper (1885), Na de wijnoogst (ca. 1885) en, helaas slecht belicht want naast een raam in het trappenhuis, Napolitaanse jongen (ca. 1895). Het zijn zeer grofgeschildere doeken, zeer pasteus werk, met een soort collagetechniek qua beeldopbouw, en er zitten allemaal gaatjes in de doeken, langs de randen; daar hebben spijkertjes gezeten waarmee Mancini rasters over het doek heeft gespannen. Zijn modellen kregen ook zo'n raster voor zich, in werkelijkheid; kon hij makkelijk natekenen. Op zich niet vreemd. Maar wel dat Mancini dwars over die draadjes heen schilderde, zodat de lijnen nogal dik en klodderig werden. De draadjes heeft hij wel weggehaald, maar die gevolgen niet. Heel vervreemdend; fascinerend. Jammer dat ik geen illustratie kan bieden. Wel een enkel ander plaatje dan.

Mancini-Na het duel (1872)

Na het duel (1872)

... kan het erg druk zijn. Met de bus naar het museum lekker in de file gestaan, tussen al die iets te dikke BMW's en Porsches van goedgeklede Haagse dames en heren. Kon ik wel goed zien hoe mooi grote stukken van Den Haag zijn (zolang je maar met je rug naar het centraal station staat). Terug dus maar gewandeld. Om het Vredespaleis; Nassaukade; even de weg gevraagd, niet om de weg, maar om iemand even Haags te horen spreken; bingo! Dennenweg (leuke winkels); langs het Lange Voorhout (alwaar bodega De Posthoorn, goede herinneringen), Plein en zo verder, om te constateren dat Van Stockum Het leven van teksten niet op voorraad heeft. Toen maar het Museumbulletin gelezen in de trein, die - anders dan op de heenweg - keurig op tijd kwam, reed en arriveerde.

maandag, oktober 09, 2006

EINDELIJK...

... m'n fietslicht gerepareerd. Dat knipperde en knetterde al maanden; ook weer toen ik terugfietste van de NK Poetry Slam; alleen als ik over klinkers reed, of m'n Gazelle na een wheely weer op het asfalt stortte, was er even licht in de duisternis.

Kost veel tijd, zo'n reparatie: dynamo in orde, voldoende contact met de massa; dus moest het wel aan de bedrading liggen. Ouderwets een losse kabel - een soort by pass - naar het achterlicht gemaakt. Niks aan de hand: oogverblindend. Bedrading van de voorlamp ook o.k. Blijkt dat het lampje voor los zat, het glas van het gloeilampje zat los in het koperen schroefdraadschachtje. Ja, kom er maar eens op. Nu weer een strakke bundel door de nacht (en ik hoef niet eens avondcollege te geven).

... een vreselijk slechte, heel dikke roman uitgelezen. Ik mag van Marian Donner niet (meer) iets over (het verhaaltje van) een roman zeggen als ik hem niet uitgelezen heb. Da's wel jammer. Ik was wel tevreden met mijn tien-procentsregeling: als een boek na 10 % van het totaal aantal bladzijden nog niet bevalt, mocht ik het wegleggen. Toegegeven: dat is nog wat anders dan je mening erover geven. Maar nu moest ik dus door tot en met de bittere pagina 432, me voortdurend een weg banend tussen passages als deze:

'Zo had hij links triolen gespeeld in de stijgende lijn en achtsten in de dalende lijn. Met zijn rechterhand had hij het omgekeerde gedaan: achtsten stijgend en triolen dalend. Het gevolg was dat beide handen gelijktijdig eindigden en de samenklank voor een deel bewaard bleef. Hij was nog verder gegaan. Had links septiemen gespeeld, rechts grote sexten. De vermenging van intervallen klonk dissonant, maar de ritmische pulsatie gaf d indruk dat er toch iets werd gespeeld wat bewust en correct was uitgevoerd.'

En passages als deze:

'Hij ging tussen de gespreide benen zitten, stak zijn hand uit en wrong zijn vingers in haar vagina. Ze hijgde, maar gaf niet te kennen dat hij op moest houden. Haar blik was nog glaziger geworden. Hij propte zijn hand volledig naar binnen, zijn pols, zijn onderarm. Koud zweet drupte van haar voorhoofd; ze wist dat ze ging sterven, dat kon niet anders. Even vroeg hij zich af waar hij mee bezig was, besefte vaag dat er nog een weg terug was. Toch duwde hij door. Tot aan zijn elleboog zat hij in haar. Hij grabbelde in het rond, kreeg de wand van haar baarmoeder stevig te pakken en trok zijn arm langzaam terug. Hij scheurde het orgaan uit haar lijf, rukte het uit de vagina. Darmen en andere ingewanden kwamen mee. Overal bloed. Hij bracht de baarmoeder naar zijn mond, beet er stukken uit, kauwde en slikte alles door. In minder dan tien minuten had hij het orgaan naar binnen gewerkt.'

Persoonlijk zit ik, als ik een roman lees over muziekvernieuwing en trotse, bezeten muzikale concurrentie tussen ouders, twee broers en een zus in Hamburg in het midden van de negentiende eeuw, niet te wachten op dit soort aberraties, zeker niet nadat ik al heb mogen lezen over hoe zus broer pijpt, hoe boer zus ontmaagdt, hoe broer door hoerenmadam wordt uitgenodigd haar in haar hol te nemen (niet mijn woordkeus), hoe broer zijn moeder neukt, hoe daarna vader moeder nog ereis neukt maar niet snel bevredigd is: 'Nu duurde het zeker tien minuten. Waarschijnlijk kon hij geen grip vinden in de reeds volgespoten vagina.’ En dan zwijg ik nog over allerlei ander ruk-, duw-, stoot- en spuitwerk, oraal, vaginaal of anaal, het in het gezicht plassen van iemand en diezelfde iemand bij een andere gelegenheid in het gelaat poepen, buikloop of niet. Geloof me: ik verzin dit niet. Het staat allemaal in Een sprong naar de hemel (Van Gennep, Amsterdam 2006).

En ik moet geloven dat zulks nodig is om uit te leggen dat de mens niet erg leuk is en dat de naar het hoogst strevende musici niet genoeg kunnen krijgen van het laagste. Je zou bijna wensen dat Bart van Lierde zelf een kwart mocht ondergaan van wat hij zijn personages anderen laat aandoen. Nog nooit zoiets ranzigs gelezen. Daar heb ik geen verlof voor!